Met duizelingwekkende vaart zou ik deze week van de Oostenrijkse skipistes vliegen. Mijn lenige lijf, toverachtige techniek en brute bravoure zou menig skiër andermaal versteld doen staan. Andermaal, want dit jaar zou ik voor de 21e achtereenvolgende keer met mijn pabocollega’s, vrienden en bekenden een aantal dagen naar de Alpen gaan. Het is een geweldige traditie waarbij ontspanning, inspanning, gezelligheid en vrijheid samenkomen. Het zijn voor mij de vier fijnste dagen van het jaar. Ik vind het met name zo fijn omdat het zorgeloze kind in mij deze dagen volop aan het spelen is. Het is heerlijk om de kou langs mijn wangen te voelen, om de grens te zoeken van wat ik kan, durf en doe en om me geen zorgen te hoeven te maken over de normale dagelijkse zaken. Ik ski, in gezelschap van fijne mensen, vanaf de vroege ochtend tot het moment dat de liften dichtgaan, met tussendoor heerlijke koffie en lunches in prachtige berghutten. Dan rond half vijf in de middag douchen, even rusten om vervolgens in het hotel te eten. De avond wordt besteed aan sjoelen, kaarten en het vertellen van stoere verhalen. Rond half tien mijn nest in om heerlijk te dromen van die wondermooie bergwereld. Dit dan vier dagen achterelkaar. Wat een rijkdom.
Toch zijn niet al die vier dagen even gelijk als het om beleving gaat. Op dag één ben ik voorzichtig. Het is weer uitproberen of ik het nog kan. Als blijkt dat dat zo is, realiseer ik me aan het einde van die eerste dag dat ik nog drie heerlijke dagen voor de boeg heb. Dag twee is fantastisch en voel ik me de hele dag enorm tevreden. Dat geldt zeker ook voor de eerste helft van dag drie. Maar dan, tijdens de lunch, komt elk jaar weer die ene gedachte naar boven. De gedachte dat ik al over de helft ben van mijn vier skidagen. ’s Avonds is het dan helemaal mis. Ik realiseer me dat ik nog maar één dag heb. En hoewel ik die laatste dag nog steeds wel geniet, is de goudglans er toch wat van af. Want na deze laatste dag volgt het onvermijdelijke. Weer terug naar het gewone leven. En hoewel dat leven voor mij echt zeer de moeite waard is, en ik daar in het algemeen ook enorm van kan genieten, is dat beeld op die laatste skidag toch iets minder rooskleurig. Ik wil niet terug naar het normale!
Dit weekend gaat dan de avondklok in. Met de start hiervan bekruipt me het onaangename gevoel van het me minder vrij voelen. Ik kan opeens niet meer gaan en staan waar en wanneer ik wil. En hoewel ik de achterliggende reden begrijp en de noodzaak van die avondklok ook nog wel kan beredeneren, botst het toch ook met een deel van mijn gevoel. Dat deel zegt me dat ik het niet wil, dat ik vrij wil zijn, dat ik me niet laat opsluiten in mijn huis. Dat ik terug wil naar het normale!
En zo bepaalt de situatie en het perspectief hoe ik me voel. Op de piste niet terug naar het normale, tijdens deze pandemie wel terug naar het normale. Maar wie bepaalt nu eigenlijk hoe ik in de wereld sta? Precies, dat ben ikzelf. Dat is volgens mij de ultieme vrijheid, dat ik zelf mag denken en voelen wat ik wil. Zolang die vrijheid niet afgenomen wordt, vind ik die avondklok prima. De vrijheid van denken is mijn grootste goed.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comments