top of page

Hoe warm het was, en hoe ver.

Buiten is het bloedheet, binnen zijn de gordijnen en ramen potdicht. Het is juni 1982 en ik zit, net als al mijn andere mavo 3 klasgenoten, aan een tafeltje en wacht af waar de docent Nederlands, meneer Okko Waijer, deze keer mee komt.


Ik vind Waijer een bijzondere man en heb lange tijd nodig om aan hem te wennen. ‘Zo, dus jij bent een Talens?’ mompelt hij als ik hem in 1979 voor het eerst zie en we ons aan hem moeten voorstellen. Dat het woordje Talens een diepere lading heeft kan ik wel vermoeden. Oudste broer Jan zit ook op de mavo in Gieten. Hij heeft zo nu en dan zijn streken en heeft daarmee een zekere reputatie opgebouwd. Ik knik. ‘Hoeveel Talensen zijn er eigenlijk nog meer?’ ‘Ik heb nog één broertje meneer, die heet Bert.’ ‘Bert, is het echt?’, waarna een lichte grijns op Waijers gezicht verschijnt. Dan draait hij zich om en sloft naar zijn bureaustoel. Daar aangekomen haalt hij uit zijn la een pakje sigaretten en steekt er eentje op.


‘Vinden jullie het ook zo warm buiten?’ vraagt Waijer. Veel klasgenoten knikken, anderen, waaronder ik, verzuchten van ‘ja’. ‘Dat dacht ik al, dus daarom het volgende. Talens even hier komen en deel dit maar aan ieder uit.’ Ik loop naar zijn bureau en krijg een stapeltje boeken in mijn hand. Camera Obscura staat erop. Ik deel de boeken uit en ga weer zitten. ‘Ja jongelui, als het warm is en je denkt dat het niet warmer kan, dan is er altijd nog het verhaal van Mr. Hendrik Johannes Bruis.’


Ik lees in het verhaal Hoe warm het was, en hoe ver over een zekere heer Bruis die op bezoek gaat bij een schoolvriend uit vroeger tijden. Op zich niks bijzonders ware het niet dat de heer Bruis een zeer stevig postuur heeft en hij op een bloedhete middag zijn voormalige vriend opzoekt waarvan hij niet precies weet waar die zich bevindt.


Bij eene dergelijke wedergesteldheid heeft men waarlijk te weinig medelijden met dikke menschen.


Auteur Hildebrand, alias Nicolaas Beets, omschrijft de martelgang van Bruis op zo’n manier dat al snel ook bij mij het zweet uitbreekt en ik, net als mijn klasgenoten, snak naar verkoeling. Gertje wordt Bruis en ik vraag me af of die Waijer dan geen enkele medelijden met ons heeft? Maar ondanks dat maakt het verhaal nieuwsgierig. Ik lees verder terwijl de zweetstraaltjes over mijn rug lopen en mijn broek en shirt aan de stoel vastplakken.


En dan, als Bruis zijn schoolvriend Deluw eindelijk heeft gevonden en ze samen in een theekoepeltje zitten komt Deluws vrouw binnen.


Zal ik mijnheer een kop thee presenteeren,’ sprak zij, en naar een kastje gaande, dat van droogte nooit sloot, haalde zij er een gebloemden kop en schotel uit te voorschijn. De heer Bruis had alles willen geven voor een glas bier of een glas wijn en water. Maar het was hem opgelegd, zoo moê en verhit als hij was, in een brandendheeten koepel thee te drinken.


Ik moet grinniken. ‘Wat is er te lachen Talens?’ ‘Ach meneer, die arme heer Bruis, hij wil zo graag een koud biertje, maar hij krijgt gloeiendhete thee.’ ‘Ja kerel, het is wat. Kun je nagaan hoe zo’n geluk jullie hebben. De ramen zijn dan wel dicht hier, maar ik had jullie ook een kopje thee kunnen geven’, grijnst hij.


Dit weekend telt de eerste tropische dagen van 2025. In De Bilt tikt de thermometer vrijdag 31,8 graden aan. Daarmee is het de warmste 13 juni ooit sinds er gemeten wordt in 1901. Ik vind daar van alles van maar vooral, ja echt vooral, denk ik bij deze hitte altijd terug aan die bijzondere, in de klas rokende, heer Waijer met zijn dichte ramen en gesloten gordijnen en aan de manier waarop hij bij mij de Nederlandse literatuur van de 19e eeuw introduceerde.



Wil je meer van me lezen? Kijk dan eens op https://www.gertspeelt.com/. Je kunt daar ook mijn boeken bestellen met daarin vele korte verhalen.


Comentarios


bottom of page