Verkleurend blad aan de bomen, het ritselen veroorzaakt door de wind, geknisper onder mijn schoenen door afgevallen bladeren, de herfst is begonnen. Het is de opmaat naar de winter die bij mij altijd gepaard gaat met het terugdenken aan de zomer. Een gevoel van weemoed en melancholie overvalt me zonder dat ik er iets aan kan doen. Niet dat ik dat wil overigens, want elk jaar hou ik er weer van om te kijken naar wat is geweest en nooit meer terug zal komen. Het terugkijken dat uiteindelijk bij mij altijd leidt tot verstilling in de winter.
Het bevrijdende gevoel van het niet meer dragen van mondkapjes, de fijne fietstochten in mijn Drentse geboorteland, het voor het eerst weer optreden als verhalenverteller op camping De Berken in Gasselte. Hoe heerlijk ook om weer te zwemmen in het frisse Nije Hemelriek en om te wandelen op het mystieke Drouwenerzand. Hoe fijn om geen werkbeslommeringen aan het hoofd te hebben en om vrij te zijn van online vergaderen en online lesgeven. De zomer gaf rust, ruimte en levenslucht.
Maar nu is dat alles voorbij en is het de beurt aan de herfst.
In mijn tienerjaren in Eext wist ik wel raad met de herfst. Samen met vriendjes bouwden we hutten in het Triepiesveen. Probeerden we hazen te vangen die wegschoten kort voordat de maishakselaar hun beschermde wereldje om zeep hielp. Veel hazen gezien, nooit wat gevangen. Het maisveld dat nog stond leverde maispluimsigaretten op die we draaiden in krantenpapier en daarna oprookten. Niet inademend maar eventjes in de mond houdend om vervolgens met een stoere blik de gore lucht uit te blazen. Zorgeloos kinderspel, de volwassenwereld imiterend en alle ruimte om te mogen spelen en te ontdekken.
Ik kijk uit mijn raam en denk met een vleugje weemoed aan die tijd van toen tot ik opeens schrik van het harde geluid van de deurklink van mijn werkkamer. Geluid dat veroorzaakt wordt door mijn kat die al hangend aan de klink mijn werkkamer probeert binnen te komen. Maar de deur gaat niet open, waarna de kat zich op de grond laat vallen en de klink dus terugschiet. Ik sta op en open de deur. Met een verschrikte blik kijkt het beestje me aan en rent snel de trap af naar beneden. Als ik daarna terug loop naar mijn bureaustoel valt mijn oog op een gele ordner waarin ik oude dagboekstukken vind. Ik open de map en mijn oog valt op een tekst uit oktober 1986.
Het waait stevig en ik sta met mijn laarzen aan in een riviertje ergens in het Drentse land. Het water stroomt. Ik voel het en kijk ernaar. Hoe graag ik het ook zou willen veranderen, ik laat het water door stromen. Want het lukt niet. Ik heb alles al geprobeerd en weet nu dat er stromen zijn die zich niet laten veranderen. Dan opeens, door een rilling over mijn lijf, word ik me bewust van de sterke wind. Een wind die me vandaag niet sterk genoeg kan zijn. Want mijn kop zit vol en daarom geef ik me over aan de vlagen die alles meenemen. Ver weg tot over de horizon, naar een andere tijd, een ander gebied, voorgoed verdwenen. Zo sta ik daar een tijdje en merk opeens dat het water in het riviertje rustiger wordt, de wind afzwakt, dat mijn hoofd leeg raakt. Ik kijk omhoog, ik zucht en dank de herfst.
Zodra ik het lees word ik meedogenloos terug geslingerd in die tijd en zie ik mezelf weer staan in die stromende zijtak van de Drentse Aa. Ik loop er naar toe en ga naast hem staan. Ik zie een verdrietige 19-jarige jongen die even niet weet hoe het moet in het leven. Ik voel de zwaarte van het moment en probeer hem te troosten door een hand op zijn schouder te leggen. Ik wil hem zeggen dat het goed is dat je soms de waterstromen niet kan veranderen, dat het goed is om je mee te laten voeren. Dat alles er gewoon zal zijn zolang je één bent met alles om je heen. Dat verdrietig zijn niet erg is, dat het erbij hoort, dat er na die lange herfst en koude winter een nieuw voorjaar gloort gevolgd door een warme zomer. Dat het oké is en dat het goed komt.
Zo sta ik daar een tijdje naast hem en hoor opeens dat hij diep zucht en de lucht in kijkt. Waarna hij het watertje uitstapt en zijn pad verder loopt. Ik kijk hem na en verbeeld me dat zijn houding lichter en onbevangener lijkt dan daarvoor.
Terug op mijn bureaustoel in de herfst van 2021 verbaas ik me over hoe levendig de herinneringen aan die tijd soms zijn. Hoe ik nu nog steeds kan voelen wat ik toen voelde. Dat het onbestemde van de onzekerheid en de onmacht opeens weer even terug zijn. Dat het net lijkt alsof er in die 35 tussenliggende jaren niets is gebeurd. Hoe vervreemdend het is dat die onmachtige jongen van toen, met zijn gevecht over een onbeantwoorde liefde, nu soms opeens terugkomt en me even van mijn stuk brengt.
Ik blader verder in mijn zinnen van toen en lees:
Ieder uur
hield ik meer
van de natuur
toen
ik jou kende
Buiten is het inmiddels gaan regenen. Een troosteloze wereld die versterkt wordt door de sfeervolle muziek van de Deense componist Frans Bak die uit mijn speakers komt. En dan opeens terug in het nu wanneer mijn lieve Lilian roept dat de koffie klaar is. Ik loop naar beneden en realiseer me opeens meer dan ooit daarvoor; ik hou van mijn leven, ik hou van haar.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Comments