top of page
Zoeken

De klomp van boer Berend

Bijgewerkt op: 20 feb. 2023

‘We gaan lopen en ik ga met jullie mee, we wandelen naar het Capitool om onze dappere senatoren toe te juichen.’ De massa juicht en joelt. Daar gaan ze. Met z’n allen op pad om hun recht te halen. Nou ja, niet helemaal met z’n allen. Want waar de menigte rechts afslaat om via Pennsylvania Avenue een bezoekje te brengen aan het Capitool, daar slaat hij linksaf naar zijn Witte Huis om vervolgens, onder het genot van een kopje koffie en een likeurtje, vanuit zijn luie stoel al zappend te genieten van de vele live-reportages op de tv-zenders. Om dan vervolgens 24 uur later het volgende te verklaren: ‘Ik wil graag beginnen met het benoemen van de gruwelijke aanval op het Amerikaanse Capitool. Net als alle Amerikanen, ben ik diep verontwaardigd over het geweld, de wetteloosheid en de chaos. De demonstranten die het Capitool binnendrongen hebben de Amerikaanse democratie bevuild. Mensen die zich schuldig maken aan geweld en vernieling vertegenwoordigen ons land niet.’ Het gekke is, ik verbaas me niet eens meer over deze verklaring.


Het zal ergens in de tweede helft van de jaren 70 zijn geweest. Heel precies weet ik het niet meer, maar ik zat in klas 5 of 6 op de Prins Willem Alexanderschool te Eext. Als zo vaak vraag ik aan het einde van de schoolmiddag aan mijn vriendje Marc Nijhof of ik bij hem kan spelen. Marc vindt dat prima. Ik ga direct naar huis om het mijn moeder te vertellen om daarna zo snel als het kan naar Marc zijn huis te fietsen. En wat voor een huis…. een boerderij! Een boerderij zoals je ze tegenwoordig alleen nog kunt zien op de oude schoolplaten van Jetses. Bouwjaar 1870, met een baanderdeur, een lemen vloer op de deel, ongeveer 30 koeien op stal met achter zich de grup, heerlijk ruikend kuilvoer buiten op een bult, een stukje verderop een mestvaalt van koeienmest vermengd met stro en op het erf poezen, geiten, ganzen en kippen. Het mooiste is op de deel te vinden, een hooivak gevuld met stro- en hooibalen. Zo’n boerderij waar je als zorgeloos kind waanzinnig blij van kan worden en geloof maar dat ik daar blij ben. Want bij Marc mag je in het hooivak spelen. We maken hutten, we slingeren met touwen van de ene naar de andere kant, we stoeien en ravotten met als gevolg dat na een poosje overal stro- en hooideeltjes door je kleding heen in je huid prikken. Halverwege het spelen gaan we dan naar opoe, die in het voorhuis woont. Van haar krijgen we een toffee met witte poeder eromheen. Nog proef ik die heerlijke toffee als die mooie herinneringen boven komen.


Die middag hebben we iets speciaals. Marc heeft stiekem van zijn oudere zus Ina een doosje PallMall sigaretten gepikt. Daar zitten we, boven in het hooivak en steken een sigaret aan. We nemen voorzichtig een trekje, hoesten en proesten en kijken onvoorstelbaar stoer vanaf de hoogste hooibaal ons rijk in. We zijn de koningen van de wereld, niemand kan ons wat doen. Denken we!


Opeens staat daar boer Berend op de deel. Hij kijkt ons met woedende ogen aan. Binnen twee tellen is hij boven, grijpt ons met zijn enorme grote boerenhanden bij de lurven en sommeert ons op weinig zachtzinnige manier naar beneden. Daar aanbeland hebben we nauwelijks tijd om te beseffen wat er is gebeurd want daar zwiept vanonder Berends lichaam zijn reusachtige rechterbeen met daaraan een gruwelijk grote klomp richting mijn tere kinderbilletjes. De impact is enorm. Met een ‘onmiddellijk wegwezen’, verdwijn ik uit het boerenparadijs.


Mijn moeder kijkt verbaasd. ‘Ben je nu al thuis?’ Ik knik en probeer zo normaal mogelijk naar mijn kamer te lopen. Ik vertel die avond niets en de dagen daarna zwijg ik als het graf. In die stille tijd realiseer ik me maar al te zeer waarom Marcs vader zo woest is geweest. Nu, na al die jaren, begrijp ik dat het een totaal andere wending had kunnen geven aan mijn leven en aan dat van mijn ouders en Marc en zijn familie. Ik moet er niet aan denken wat er was gebeurd als een brandende sigaret het hooivak in lichterlaaie had gezet.


De hele week erna spreken Marc en ik er niet over, het voorval vergeet ik echter niet. Gelukkig dat mijn ouders er niets van weten, hun straf of priemende blikken zouden mij bespaard blijven. Totdat precies een week later mijn vader opeens aan me zegt: ‘Ik kwam Berend ook nog tegen in het dorp!’ Ik sta aan de grond genageld. Niet van angst, veel meer van schaamte. Ik durf mijn vader niet aan te kijken. Hij ziet dat en dus zegt hij: ‘Kijk me eens aan!’ Ik kijk. Mijn vader ziet mij, is even stil en zegt dan: ‘Ik denk dat ik er niks meer over hoef te zeggen hè?’ Beschaamd en klein knik ik. Met een aai over mijn bol kan ik gaan.


Tijdens de woorden van de president realiseer ik me plotseling wat de man waarschijnlijk nooit ontwikkeld heeft: een moreel besef. Met terugwerkende kracht gun ik Donaldje Trump een ontmoeting met de klomp van boer Berend en de helende ogen van mijn vader.



 

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page