Het schrijnt, zeurt, bijt, trekt en brandt. Het is alom aanwezig en maakt me moe. De maximale dosering paracetamol lijkt weinig te helpen. Mijn linkerbeen en linkerarm zijn fors geschaafd, mijn linkerheup gigantisch opgezwollen en een enorme bloeduitstorting op mijn bovenbeen laat alle kleuren van het kleurenspectrum zien. De val met mijn racefiets van afgelopen zondag was pittig.
Ik zie ze wel eens vallen. Wielrenners op tv, die met duizelingwekkende vaart fietsen en dan is er zomaar opeens een grote valpartij. Een kluwen van benen, armen en wielen. Het duurt heel even maar dan staan de eersten alweer op en vervolgen hun koers. Gehavend, gebutst, bebloed, het maakt ze niet uit, de koers gaat door. Sommigen blijven liggen. Die zijn er erger aan toe. Een gebroken sleutelbeen of rib en grote schaafwonden zorgen voor pijn en ellende. Sommigen vallen direct uit, maar hoe gek ook, de meesten stappen weer op en fietsen verder. Rib, heup of schouder gebroken? Niet zeuren, je moet door!
Ik fiets omhoog om de Lage Vaart tussen Elburg en Dronten over te steken. Plotseling een windvlaag, net terwijl ik schakel en naar mijn buitenblad kijk. Heel even maar zwenk ik naar rechts, maar het kwaad is al geschied. Ik raak naast het fietspad dat zo’n vijf centimeter hoger ligt dan de berm. In een poging me te redden probeer ik terug te komen op het pad, maar mijn voorwiel schuurt langs de betonrand. Binnen een fractie van een seconde val ik en glijd over het ruwe beton waarbij mijn hoofd met een enorme klap op de grond smakt. Daar lig ik met mijn blote huid op het kille beton. Ik voel geen pijn, ook niet in mijn hoofd hoewel de dreun op mijn hoofd intens was. Het duurt een paar seconden, die pijnloze stilte. Daarna komt het langzaam op, net als de vloed aan het Noordzeestrand. Langzaam, kalm, maar onvermijdelijk. Toch is het niet de pijn die nu mijn gedachten overheerst. Het is de klap op mijn hoofd en ik realiseer het me direct.
Ik heb enorm veel geluk gehad!
Mijn helm heeft de klap opgevangen. Het harde kunststof in combinatie met de piepschuimen binnenkant heeft waanzinnig belangrijk werk verricht. Terwijl ik nog steeds op het beton lig, rollen een paar tranen over mijn wang. Tranen van de schrik, van de nu steeds meer opkomende pijn, maar ook van geluk. Want terwijl ik daar zo lig moet ik direct aan mijn vrouw Lilian denken, die in 2017 door een val op haar hoofd bij het schaatsen ruim tweeëneenhalf jaar uit de running was. Haar val werd niet gebroken door een helm. Tijdelijk hersenletsel was het gevolg met daarna een langdurige, moeilijke en heftige tijd. Ik zie het opnieuw in een flits aan me voorbij gaan.
Niemand die me zag vallen of nu ziet liggen. Geen fietsers op het pad, geen automobilisten op de weg, geen vissers aan het kanaal. Ik ben alleen met mijn ellende en zie nu dat mijn voeten los zijn geraakt van de pedalen. Al liggend kijk ik naar mijn armen en benen. Links ziet er niet goed uit. De schaafwonden zijn groot, maar zoals dat met beginnende schaafwonden gaat, van hevig bloeden is eerst nog geen sprake.
Voorzichtig sta ik op. Ik bekijk mijn fiets. Die lijkt niet stuk. Daar ben ik blij om. Die fiets is me dierbaar. Ik heb hem gekocht met geld dat ik verdiend heb met het vertellen van verhalen. Want dat doe ik met mijn verhalengeld, 25% gaat naar een goed doel en 75% houd ik zelf. Ik spaar het op en koop er dan iets moois van. Een racefiets, een gewone fiets, een kano. Het zijn dierbare spullen voor me. Als ik ze gebruik denk ik met plezier aan mijn optredens en dat ik dankzij die optredens nu kan genieten van een kano- of fietstocht. Want genieten dat deed ik deze zondag. Ik had heerlijk door de polder gefietst, langs het Veluwemeer en daarna via Elburg terug. Lekker weer en genietend van dat ik dit weer kan en toen dus totaal onverwacht die val.
Ik pak de fiets en stap weer op. Heel langzaam fiets ik naar huis, waarbij meer en meer de klap op me in begint te werken. Als ik thuiskom, zie ik aan de gezichten van Lilian en Jesse dat het heftig is.
Inmiddels ben ik een week verder. Het schrijnt, zeurt, bijt, trekt en brandt. Ik kan er verder niks aan doen. Het heeft tijd nodig, zoals mijn ouders vaak zeggen als er sprake is van ziekte en ongemak. En hoewel ik me de laatste week van de zomervakantie anders had voorgesteld, kan ik er niks meer aan doen. Na drie weken kamperen in Drenthe zou ik deze vakantie nog afsluiten met een inmiddels traditionele driedaagse kanotocht met zoon Jesse door het mooie Friesland.
Ik zucht en stop even met schrijven om het Journaal te kijken. Ik zie mensen bij een betonnen muur. Een kille betonnen muur met heel veel bange mensen. Ze willen naar de andere kant, ze willen naar een vliegtuig, ze willen weg. Maar het lukt ze niet. Dan plotseling tilt iemand een baby in de lucht. Een Amerikaanse soldaat die op de muur staat pakt de baby aan en tilt deze naar de andere kant. De vader van het kindje blijft bij de muur staan. Ik kijk ernaar en net als bij mijn val blijft eerst de pijn weg, maar dan komt het toch. Een verscheurend gevoel van onmacht, woede en schrijnende pijn bij het zien van deze beelden. Andermaal realiseer ik het me; wat heb ik een geluk.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Comentarios