‘Kunt u beschrijven meneer Talens, hoe Henk Jansen destijds bij u in de klas was? Nu is hij een wereldster en kan niet ongezien over straat , maar destijds, toen hij nog klein was en bij u in de klas zat, was dat natuurlijk anders. Hoe was hij?’
Ik zit aan de denkbeeldige talkshowtafel van Eva Jinek, die me met vragende ogen aankijkt. Het publiek in de studio houdt de adem in en ik… ik denk na. Wat zal ik vertellen? Zal ik zeggen dat kleine Henkie enorm struggelde met zijn rekenen? Dat hij een spreekbeurt probeerde te houden waarvan werkelijk niemand iets had begrepen? Dat hij destijds een vervelend kereltje was dat menig opstootje, pesterij en ruzie was begonnen. Dat hij werkelijk elke dag een nieuwe poging van mijn kant om de sfeer in de klas te herstellen op meesterlijke wijze ondermijnde? Dat ik puisterige Henkie liever kwijt dan rijk was?
Of zal ik vertellen dat Henkie een heerlijk ventje was. Dat hij voorop ging in het bedenken van leuke plannetjes, dat hij na schooltijd altijd nog even een praatje met me maakte en daarna het schoolbord schoonveegde en de planten nog wat water gaf. Dat Henkie met de kerstmaaltijd nooit, maar dan ook nooit een extra bitterbal pakte maar de zijne juist uitdeelde aan die ene kleuter die altijd een snottebel aan zijn neus had hangen? Dat Henkie alle jassen die onder de kapstokken lagen weer aan de haakjes hing? Dat hij me een bosje bloemen gaf toen hij hoorde dat mijn oma heel ziek was? Dat hij in een diepe tranenrollende droefheid zat toen hij op de laatste schooldag mij bleef vasthouden en omhelzen omdat hij niet weg wilde? Dat hij….
Wat zou ik vertellen aan een journalist als ik bevraagd zou worden naar de kinderjaren van een beroemdheid die ooit in mijn klas zou hebben gezeten?
In de Volkskrant van dit weekend worden mooie verhalen verteld over de Marokkaanse poldervoetballer Hakim Ziyech. Opgegroeid in Dronten, daar de eerste voetbalstapjes gemaakt op de kleivelden en nu één van de grote sterren op het WK voetbal in Qatar. Het is een mooi artikel waarin ik ook lees dat zijn meester van toen wat vertelt over kindje Ziyech. Dat er schrik was toen Hakims vader overleed toen hij destijds in zijn groep 7 zat. Veel details geeft de meester verder niet en dat vind ik mooi. Wat er destijds speelde hoeft niet aan de grote klok. Dat wat er ooit is voorgevallen behoort tot het vertrouwelijke domein tussen leerling en leerkracht en moet daar ook blijven, beroemd of niet.
Het is dinsdag 8 januari 1991. Het is de tweede dag van mijn schoolmeesterschap als om kwart over twaalf de middagpauze begint. Alle kinderen zijn uit mijn klas vertrokken en ik pak mijn brood om naar de docentenkamer te gaan voor de lunch. Opeens bemerk ik dat er toch nog een kind in de klas zit. Schichtig kijkt ze naar me. Op het moment dat ik haar wat wil zeggen, gooit ze plotseling een opgevouwen briefje naar me waarna ze snel de klas uitloopt. Ik zie haar naar buiten rennen, de fiets pakken en wegrijden richting haar huis. Ik buk me, pak het briefje van de grond en open het. In een prachtig kinderhandschrift lees ik vervolgens de verschrikkelijkste zin die ik ooit gelezen heb. Meester, ik wil niet bij mijn moeder wonen, maar bij mijn vader. Help.
Ik sta vastgenageld aan de grond, hap naar adem en voel opeens een enorme druk op mijn borst. Een gevoel van radeloosheid komt bij me op en daar waar ik normaal gesproken vrij snel in oplossingen denk, lukt me dat nu niet. Wat moet ik doen?
Zo sta ik daar een minuut of vijf en besluit dan naar de docentenkamer te lopen. Mijn collega’s zitten er luid lachend en pratend te genieten van hun pauze. Geert Popkema, mijn directeur, zit er ook. Ik kijk hem aan en ik denk dat hij iets aan me ziet want hij vraagt: ‘Wat is er Gert?’ ‘Kunnen we even praten?’, vraag ik. Blijkbaar is mijn toon anders dan voorheen want opeens is het stil geworden bij de andere collega’s. ‘Kom maar’, zegt Geert en hij opent de deur naar zijn kantoortje.
‘Dit is heftig Gert. En wat goed dat je bij me komt, want dit soort zware zaken moet je nooit alleen aanpakken’, hoor ik van Geert als hij het briefje voor zich neerlegt. Ik knik en zeg hem dat ik werkelijk geen idee heb wát ik moet doen maar dat ik wel íets moet doen! ‘Ze is in nood Geert.’ ‘Klopt Gert, daar moeten we zeker iets mee en ik heb een idee. Ik neem dit deel van je over en neem contact op met beide ouders. Ik zal ze uitnodigen voor een gesprek en zal dat gesprek leiden. En jij zit daar bij en hoeft alleen maar te kijken en wellicht soms wat aan te vullen. Samen gaan we dit doen. Jij zorgt er in de klas voor dat je open en belangstellend blijft naar je leerling. Zorg dat je er voor haar bent, maar behandel haar niet anders dan de anderen. Geef haar veiligheid, dat kan je goed.’
De weken die volgen zijn intensief. Ik leer van Geert, hoe hij het aanpakt en mij steeds betrekt in wat we gaan doen. Ik houd contact met mijn leerling, geef haar soms net wat meer aandacht dan de anderen en gaandeweg bouwt zich zo een prachtige vertrouwelijke band op. Als dan maanden later de woonsituatie is gewijzigd, beide ouders ondersteuning krijgen van maatschappelijk werk en aangeven dat het zo goed is, voel ik me enorm opgelucht.
Met een gevoel van trots denk ik terug aan de tijd van toen. Ik kan me zo voorstellen dat zo’n gevoel van trots er ook zal zijn bij de meesters en juffen van Hakim Ziyech. En ik hoop dat dit gevoel van trots er ook is als het gaat om al die anderen die wij leerkrachten ooit in de klas hadden en die het goed doen in het leven, of ze nu beroemd zijn of niet.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Commentaires