Het leven hangt van toevalligheden aan elkaar. Tenminste als je ze
herkent natuurlijk. Toevalligheden die een wending geven aan wat
je doet, wat je zegt, wat je beleeft. Zo duik ik in het voorjaar van
1988 van een Schokker de Waddenzee in. Mijn inspirerende natuurdocent
Wilto, van pabo De Eekhorst te Assen, heeft mij en nog vijf
andere studenten meegenomen op zijn oude zeilschip. ‘Een aantal
dagen op het Wad doet een mens wat’, aldus Wilto. Aan het einde
van de eerste middag gaan we dan voor anker. Het weer is warm dus
trek ik mijn zwembroek aan en duik van het schip af. Heerlijk. Even
daarna kom ik boven en kijk omhoog. Daar zie ik Wilto’s geschrokken
gezicht. ‘Waar ligt het anker Gert?’, vraagt hij me. Ik kijk en zie
tot mijn grote schrik dat het anker op ongeveer een halve meter van
me af ligt waarvan één punt in de bodem en één punt net onder de
waterrand omhoog steekt. Toeval dat ik er net naast gedoken ben?
In november 1990 rijd ik in bus 143 van Kampen naar Dronten.
Ik ben op weg naar een sollicitatiegesprek op samenwerkingsschool
de Brandaris. De bus rijdt de polder in. Het is guur, het waait, de
regen herfststriemt tegen de ramen. Nadat de bus op de N305 uit de
beschutting van het Roggebotsebos komt, schudt deze heftig vanwege
de gierende wind. ‘Allemachtig’, zucht ik. De chauffeur heeft me
gehoord. ‘Ja jongen, welkom in de polder’, spreekt hij met een grijns.
Plotseling voel ik een enorme weerzin tegen het sollicitatiegesprek en
vooral tegen de polder. Dit ga ik niet doen, ik wil terug! Dus vraag
ik de chauffeur of ik in Dronten direct kan overstappen op de bus
terug naar Kampen. ‘Jazeker hoor, dat kan.’ De chauffeur vraagt me
dan waarom. Ik vertel hem waarom ik naar Dronten ga maar dat
die gruwelijke polder doorslaggevend gaat worden. Hier wil ik niet
zijn! De chauffeur lacht en wijst me in Dronten naar bus 143 richting
Kampen. Maar net voordat ik wil uitstappen roept hij me nog na: ‘Je
kan het toch altijd proberen, dat gesprek. Is het niks, dan is het niks.’
Ik twijfel. De man heeft natuurlijk gelijk. ‘Vooruit, stap in, ik zal je
wijzen waar die school staat.’ Als een mak lammetje stap ik in, tegen
zo’n daadkrachtige man kan ik niet op.
Vijf minuten later stap ik uit bij halte Manege. De chauffeur wijst
mij mijn pad. Kort daarna stap ik de school binnen, zie ik al wachtende
een juf aan het afwassen, pak ik dus maar een theedoek, zegt
de juf dat ik wat haar betreft direct ben aangenomen en heb ik daarna
mijn gesprek met een inspirerende directeur Geert. Terwijl ik dit
allemaal meemaak merk ik dat ik verkocht ben. Het voelt enorm fijn
op die school, van meet af aan. Maar die polder, zou dat lukken? ‘Ik
ben een Fries’, spreekt directeur Geert, ‘als ik het hier kan harden,
dan kan iedereen dat.’ Hij krijgt gelijk, inmiddels woon ik al bijna 30
jaar in Dronten.
Ik denk terug aan die toevallige ontmoeting met die buschauffeur
nadat ik deze week op één van mijn wandeltochten een oudere man
tegemoet loop. Hij wandelt met zijn nog oudere labrador. We naderen
elkaar en ik begroet hem met ‘goedemorgen’. De man kijkt
op, kijkt daarna op zijn horloge. ‘Of is het al middag?’, vraag ik.
‘Jazeker’, zegt de man, ‘het is al vijf over middag’. Ik kijk naar zijn
aardige gezicht. ‘Ach’, zegt hij, ‘hoor mij nou, vijf over middag!’
Ik vind het de mooiste tijdsaanduiding die ik ooit heb gehoord. Zonder
de ontmoeting met die ene buschauffeur was deze prachtige uitspraak
waarschijnlijk nooit tot me gekomen. Wat een fijn toeval!

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comments