Van januari 1991 tot augustus 2000 werkte ik basisschool De Brandaris
in Dronten. Ik was in die jaren meester van de groepen 5 tot
en met 8. Hoewel het prachtige jaren waren, was het ook aanpoten.
Elk jaar weer een klas met meer dan 30 kinderen. Eén jaar zelfs
startte ik met 31 kinderen en eindigde met 37. Voor zover ik toen
kon nagaan en er nu op terugkijk, lukte het me steeds weer en heb
ik tot nu toe nog geen verhalen van kinderen van toen gehoord die
het tegendeel bewijzen. Ik deed mijn stinkende best en probeerde
het in de klas veilig en fijn te laten zijn, zodat het leren optimaal kon
verlopen. Toch vond ik het ook vaak spannend. Elke laatste zondagavond
van de zomervakantie was ik onrustig en gespannen, sliep ik
slecht. Wat zou het nieuwe schooljaar me brengen en vooral, zou ik
het nog kunnen?
Afgelopen vrijdagmorgen zit ik aan de ontbijttafel. Mijn jongste zoon
Jesse kijkt naar me. ‘Ik ben een beetje zenuwachtig’, zeg ik. ‘Waarom?’,
vraagt Jesse. Ik leg hem uit dat ik wat gespannen ben omdat ik
vandaag weer voor het eerst na ruim zeven maanden corona-ellende
écht les mag geven in Deventer. Niet achter de camera met een online
college, maar een fysiek college met levende studenten voor me.
‘Ik ben wat zenuwachtig omdat ik me afvraag of ik nog wel lesgeven
kan.’ Daarna vertel ik hem over mijn zondagnachtenonrust in mijn
Brandaristijd. ‘Wat denk jij Jesse?’ ‘Ik denk niet dat je het nog kan’,
zegt hij, met een grijns van oor tot oor. Fijn zo’n zoon.
Onderweg naar Deventer probeer ik de collegeles van straks voor
me te zien en schalt Bruce Springsteen We Shall Overcome door de
speaker. Als de auto geparkeerd staat en ik uitstap is mijn gespannenheid
nog niet verdwenen. Ik loop de hogeschool binnen. Het is
er stil. Pijlen wijzen hoe ik moet lopen.
Ik loop de vierde verdieping binnen. De verdieping van mijn pabo
academie. Slechts een paar collega’s zijn aanwezig, de rest werkt
thuis. Ze reageren blij als ze mij zien. Het voelt fijn. School voelt
als thuis. Altijd al zo geweest. Als kind speelde ik al meestertje op de
lagere school, meestal tijdens de eerste weken van de zomervakantie,
als mijn vader, die conciërge was, de school helemaal moest schoonmaken.
Ik heb me in mijn leven altijd op mijn gemak gevoeld als ik
een school binnenstap. Het is mijn gebied, mijn territorium, het is
de plek waar ik wil zijn. Het is de plek van dromen, angsten, vreugde
en verdriet maar vooral ook van hoop. Jonge mensen die het leven
ontdekken, hoe fijn om daar bij te zijn!
Om 10.15 uur is het dan zover. Een diepe zucht en ik begin met mijn
les. Eindelijk, ik mag weer! Ik vertel over de opmerking van mijn
zoon Jesse. De studenten gniffelen. Ik ook! De spanning verdwijnt als
sneeuw voor de zon. Dit is wie ik ben, een schoolmeester en schoolmeesters
horen in een lokaal met kinderen, leerlingen of studenten.
De 90 minuten vliegen voorbij. Na afloop blijven een paar studenten
hangen en kletsen wat. Plotseling wendt een student zich tot mij. ‘Ik
vond het zooooo fijn om weer gewoon les te hebben meneer en ja
hoor, u kan het nog.’
Die avond heb ik heerlijk geslapen.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra het verhaal is gepubliceerd.
Comments