Het is ergens in de jaren 80 als ik van mijn oom Tinus de vraag krijg of ik de verkoop van tuinzaden van zijn dochter Dineke wil overnemen. Ik weet niet goed wat het inhoudt maar mijn vader knikt: ‘Ja dat wil hij wel.’ En dus knik ik ook maar en vanaf dat moment ben ik officieel tuinzadenverkoper van de firma Voskuil uit het Gelderse Aalten. Die dag krijg ik van mijn vader te horen dat dit exclusieve baantje vroeger al door mijn opa gedaan werd en dus op een jarenlange traditie gestoeld is. Ik voel me vereerd en fiets die middag trotser dan ooit door mijn geboortedorp Eext. Want ja, als tuinzadenverkoper ben je wel iemand, toch?
Later die week legt mijn oom Tinus uit wat me precies te wachten staat. Het zit zo. Elk najaar zal bij mij thuis een postpakket afgeleverd worden met daarin zo’n 50 boekjes van de firma Voskuil. In deze boekjes staan afbeeldingen van vele soorten zaden, zowel voor de moes- als voor de siertuin. Ik moet dan deze boekjes mét bestelformulieren langs de vaste Voskuilklanten brengen en erbij vermelden dat ik twee weken later de bestelformulieren weer op kom halen. ‘Zeg maor tweei week mien jong, dan hej nog tweei week over. Waant der bint altied van die lui die het toch niet op tied invult hebt’, aldus mijn oom. Vervolgens moet ik die formulieren naar Aalten sturen. Na een paar maanden zal ik de zaden thuis gestuurd krijgen om ze vervolgens bij de klanten af te leveren. Die moeten dan cash afrekenen en dat geld stort ik dan op de rekening van Voskuil. Ik knik naar mijn oom en heb het helemaal begrepen. Het lijkt me een leuk baantje en het wordt nog leuker als ik hoor dat ik zo’n 20% van de verkoopprijs zal verdienen. ‘En, das nog niet alles Gert, der zal ok een mooi kadoogie bij zitten veur je mam’, aldus oom Tinus. En nadat ik de adressenlijst van de vaste klanten heb gekregen, kan wat mij betreft het verkoopseizoen beginnen.
Zo fiets ik dan in die jaren 80 door Eext. De adressen liggen verspreid over het dorp en de omgeving. Vele kilometers worden afgelegd, vaak ook tevergeefs. Want mijn oom had gelijk. Als ik bij sommige klanten na twee weken weer op de stoep sta, word ik soms aangekeken alsof ze me voor het eerst zien. ‘Ach mien jong, het is mij heulemaol ontschoten. Kom aander week maor eem weer, dan is ‘t wel klaor denk ik.’ Als dan een week later opnieuw blijkt dat niets is ingevuld, pak ik het anders aan met de volgende mededeling: ‘Ik ben belt deur Voskuil. De bestellings moet dizze week binnen wezen aanders geeit het heulemaol niet deur.’ Met een licht verbouwereerde blik wordt de boodschap ontvangen. Het is alsof ze door gaan krijgen dat er een andere wind waait. Dat er geen tijd meer is voor getreuzel en gelanterfant, dat er een keiharde handelaar voor hun neus staat die er geen gras over laat groeien. En dus liggen de dagen erop alle formulieren klaar en stuur ik de zaak op.
Als in januari de zaden bij mij thuis afgeleverd worden, kan het rondbrengen beginnen. Alle bestellingen zijn door de firma keurig per klant verpakt en het is vrij eenvoudig om de zaak af te handelen. Omdat iedereen contant geld heeft en pinnen, tikkies en internetbankieren nog geboren moeten worden, fiets ik met een aanzienlijk bedrag door de Drentse dreven. Mijn stoere blik schrikt daarbij iedereen af die het maar in zijn hoofd haalt mij te beroven. Zorgeloos en zonder boef in de buurt fiets ik langs mijn klanten waarbij mijn portemonnee dikker en dikker wordt. ‘Ach mooi dat het toch nog gooud kommen is, dat ik toch nog op tied was met invullen, wost misschien ok wat drinken?’ De traagste klanten zijn de liefste. Ik krijg snoepjes, koekjes, knieperties en rollegies die nog over zijn van oud en nieuw, ik mag overal even binnen en met een ‘hoe ist met je mam?’ of ‘is met je oma alles gooud?’, kom ik die dagen het dorp door.
Als ik al mijn zaden rondgebracht heb en de balans opmaak is het mijn beurt om te glimlachen. Mijn verdiensten die jaren variëren van 80 tot 145 gulden. Voor een tiener is het een smak geld dat ik vervolgens naar Job Hilbrands van het postkantoor breng om op mijn zilvervloot bij te laten schrijven. In latere jaren is Jaap Wieringa van de plaatselijke Rabobank mijn schatbewaarder. Het geld spaar ik en als ik genoeg geld heb koop ik een prachtige Peugeot racefiets. Het is mijn mooiste fiets aller tijden.
Wat ook mooi is, is dat Voskuil elk jaar weer als extra in zijn zadenpakket een kadoogie veur mien mam stopte. Toen ik dat kadootje voor de eerste keer aan mijn moeder gaf en zij het uitpakte, zag ik een grote saaie lelijke bloembol. ‘Nou mam, wat een mooi kadoogie’, smuilde ik. ‘Dat klopt kerel, wacht maar af, over een poosje zal je zien hoe mooi het is.’ Mijn moeder kreeg natuurlijk gelijk. Want waar deze zadenverkoper toen nog geen weet van had was dat uit een lelijk eendje een prachtige zwaan kan groeien. De bol liep na een tijdje uit en de mooiste rode bloemen kwamen tevoorschijn.
En nu, in 2023, zit ik thuis op mijn bank en kijk naar onze vensterbank. Want daar staat in volle glorie een dieprode Amaryllis naar me te knipogen en dat doet me even terugdenken aan mijn tijd als tuinzadenverkoper in mijn mooie Drentse Eext.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Comentários