Het is deze weken druk op de Nederlandse basisscholen. Het huidige schooljaar loopt af, de blik is alweer gericht op het komende. En dat valt niet mee. Want hoe krijg je de formatie rond? En wie heeft welke groep volgend jaar?
‘Nou Gert, sterkte volgend jaar.’ Het is ergens in de jaren 90 als ik dit hoor. Ik kijk de collega aan die dit tegen me zegt nadat duidelijk is geworden dat ik het volgende schooljaar haar oude groep krijg. En in die groep zit Johan, een niet al te groot kereltje dat zich het afgelopen jaar vaak heeft laten gelden in ruzies, opstootjes en gedoe. ‘Ik zie het wel straks in september’, geef ik haar als antwoord.
En dan is zomaar de zomervakantie voorbij en sta ik op de eerste maandagmorgen om kwart voor negen in mijn lokaal en zie 32 frisse kinderkoppies die me afwachtend en stil aankijken. De zes tafelgroepen heb ik zelf samengesteld, waarbij de woorden van mijn collega in mijn achterhoofd meespelen. Johan heb ik met zijn tafeltje aan mijn bureau gezet. Zo heb ik hem dicht bij me en kan ik eventueel verstorend gedrag snel de kop indrukken.
De ochtend verloopt rustig en gaandeweg zie ik steeds meer glimlachen waardoor ik denk dat de meesten zich op hun gemak voelen. Ook Johan houdt zich rustig en zit er ontspannen bij. Als ik hem een knipoogje geef, knipoogt hij zelfs terug.
Dan wordt er opeens op de deur geklopt en gaat deze langzaam open. Ik zie twee kleine kleuters staan, waarvan eentje een doos in haar hand heeft. ‘Meester, deze is stuk.’ De twee blijven in de deuropening staan en nadat ik ze binnen vraag, schuifelen ze schichtig naar mijn bureau. Als ze dan bij me zijn zie ik dat ze een Elektro Junior doos bij zich hebben. ‘Wat is dan stuk?’, vraag ik. ‘Het lampje, meester.’
Als ik de doos in mijn handen neem, zie ik al snel wat het euvel is. Eén van de draadjes is los en moet gewoon even aangeschroefd worden. Niet echt moeilijk dus, maar dat laat ik nog even niet merken. ‘O jee’, zeg ik, ‘dit is echt een groot probleem. Jullie juf denkt dat ik hier verstand van heb, maar ik weet hier eigenlijk niks van af. Wat nu?’ De twee kleuters kijken me bedroefd aan. Alle hoop in één keer vervlogen, het vertrouwen in de meester verder weg dan ooit. ‘Tja’, zucht ik, ‘ik weet het ook niet meer.’
‘Ik kan het wel meester’, hoor ik dan in mijn rechteroor. Ik keer me half om en kijk in de oprechte ogen van Johan. ‘Hè, wat zeg je?’ ‘Ik heb daar verstand van.’ Kort daarna verlaat hij de klas met in zijn kielzog de twee kleutertjes. Het duurt maar kort of daar gaat de deur al weer open en Johan komt alleen binnen. ‘Het is gemaakt hoor meester!’ ‘Fantastisch kerel, wat ben ik blij met jou’ en geef hem een welgemeende aai over zijn hoofd.
Een paar minuten daarna is het pauze en gaan de kinderen naar buiten. Hoewel ik pleindienst heb, loop ik nog niet naar buiten. Ik loop naar het kleuterlokaal en vraag aan mijn collega of er misschien nog iets stuk is. Ze schudt haar haar hoofd. Jammer, denk ik. Maar ja wat niet stuk is kan wel stuk natuurlijk en daarom pak ik een andere Elektro doos en trek daarvan een aantal contacten stuk. Nog voordat mijn collega reageert zeg ik: ‘Even iets uitproberen, ik denk namelijk dat ik iets kan doorbreken. Wil je straks twee andere kleuters naar me sturen met deze kapotte spullen?’ Daarna verlaat ik haar lokaal.
Als de pauze voorbij is en we allemaal weer in de klas zitten, wordt er op de deur geklopt. Zodra die open gaat zie ik twee andere kleuters met in hun handen een doos. ‘Oh nee hè’, hoor ik sommige van mijn kinderen grinniken. Ik zeg echter niets en kijk naar Johan. Die begrijpt het onmiddellijk en verdwijnt met de kleuters naar de gang, waarna hij na zo’n vijf minuten terugkomt. ‘Klaar hoor meester, helemaal niet moeilijk.’
Ruim een uur later begint de middagpauze. Als alle kinderen bijna het lokaal verlaten hebben roep ik naar Johan. ‘Hé wacht nog even.’ Hij draait zich om en met een verbeten ‘ik heb niks gedaan’, zie ik opeens een grimmig, kwetsbaar en angstig mannetje voor me staan.
‘Jawel kereltje, je hebt wèl iets gedaan. Iets heel belangrijks. Je hebt vandaag vier kleuters geholpen en deze onhandige meester ook. Want op de één of andere manier denkt die juf dat ik verstand heb van techniek, maar dat is helemaal niet zo. Maar jij volgens mij wel. Of niet?’ ‘Ja meester, ik hou van techniek.’
‘Yes’, schreeuw ik uit, ‘zou jij dan dit jaar mijn technische man willen zijn? Ik zou dat zo fijn vinden.’ Johan lacht en zegt dan: ‘Jawel meester, maar mag ik dan ook de gereedschapskast opruimen en netjes maken?’
Dat jaar is Johan bijna nooit meer betrokken bij een ruzie. Dat valt de andere kinderen ook op. Ze zien dat ik vaak met hem lach en ook dat ik vaak complimentjes aan hem geef. De sfeer in de groep verandert en voortaan is Johan gewoon één van de klas.
Een paar weken later gaat op een avond bij mij thuis de telefoon. Ik neem op en hoor de huilende moeder van Johan aan de lijn. Ze vertelt me hoe blij ze is dat haar kind nu elke dag zingend naar school gaat en bedankt me daarvoor. Als ik iets later ophang en de woorden van haar echt bij me binnenkomen, prijs ik me gelukkig met mijn mooie werk als meester.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Comments