‘Maar zo krijgt de eerste prijs wel meer waarde.’ Ik kijk naar Bas en overpeins zijn woorden. Ja, ik begrijp hem wel, dat is het ‘m niet. Het is meer dat ik mijn zoon Erik zo’n medaille gun. Want hoezeer je je longen ook uit je lijf roeit, hoezeer je ook het snot voor je ogen werkt, hoe groot en open ook de blaren op je handen zijn, het maakt in de roeiwereld helemaal geen ene sikkepit uit. Want wie tweede of derde wordt in een roeiwedstrijd kan fluiten naar een zilveren of bronzen medaille. En dat vindt deze vader maar helemaal niks.
Met bewondering volg ik nu al drie jaar de sport waarop Erik zich sinds de start van zijn studie gestort heeft; roeien. Tijdens de introductieweek in studentenstad Groningen bezocht hij diverse clubs en verenigingen om te proeven aan datgene wat men te bieden had. Hij was snel verkocht. Eenmaal in de boot, kwam Erik er niet meer uit.
Met afschuw zag ik de vreselijke open blaren in zijn handen nadat hij de eerste maanden hard trainde voor zijn nieuwe sport. Zijn prille puberhanden, ongerept en verschoond van enig litteken of schrammetje, veranderden razendsnel in knuisten met een veelheid aan pijnlijke open plekken. Plekken die nog eens extra pijn deden door het ontsmetten wat hij vaak moest doen vanwege een bijbaantje in het ziekenhuis. Maar daarom stoppen met roeien? Niks daarvan.
Met ontzag luisterde ik naar zijn verhalen over hoe hij trainde in de koude, kille en grauwe herfst- en wintermaanden. Vaak al voor dag en dauw op om vervolgens rond de klok van 07.00 uur in het donker te trainen op het Noord-Willemskanaal bij Groningen. Weer of geen weer, het trainen ging nagenoeg altijd door. Maar daarom stoppen met roeien? Niks daarvan.
Met plezier zag ik hoe hij volhield, groter en sterker werd en meer en meer lol kreeg in zijn nieuwe sport. En hoewel de coronatijd pittig was en zorgde voor de nodige twijfels om door te gaan, hield hij vol en wordt dan nu beloond voor die volhardendheid. Want met bijna elk weekend een roeiwedstrijd is Erik deze maanden in zijn element en probeert hij keer op keer zichzelf te verbeteren en te strijden voor die ene medaille; de gouden. Dat is hem nog niet gelukt. Maar daarom stoppen met roeien? Niks daarvan.
Met verbazing bekijk ik de wereld van het roeien die voor mij wereldvreemd is. Zo’n wedstrijdweekend is een potporie van opvallendheden. Allereerst natuurlijk die waanzinnig sportieve jonge mannen en vrouwen die tot het uiterste gaan. Strakke, sterke lijven, die blaken van kracht en zelfverzekerdheid. Daarnaast jongeren die in vreemde colberts rondlopen. Het zijn de vele bestuursleden van de roeiverenigingen die doen alsof ze de mooiste jasjes van de wereld dragen. Jasjes die vaak aftands en versleten zijn maar, zoals ik hoor, hoe ouder, viezer en rafeliger, hoe meer emotionele waarde er aan zo’n jasje zit. Vaak zijn het namelijk jasjes die al tientallen jaren meegaan en van bestuurslid op bestuurslid overgaan. En dan is daar ook nog het langs de roeibaan meefietsen van de trainers, coaches, ouders, vrienden en vriendinnen. Luid schreeuwend naar hun helden, hopend op het meest ultieme; die ene medaille.
En zo zit Erik inmiddels in zijn derde roei-jaar en zijn zijn spierballen indrukwekkend aan het worden, zeker in vergelijking met mijn spierhoopjes. Na een trainingskamp in Spanje en het verkrijgen van een semi-topsportstatus, is het nu serieus en volgen de wedstrijden elkaar in hoog tempo op. Vaak bekijk ik ze via een livestream op YouTube en zag dan dat Erik vaak iets te kort kwam en zo een aantal keren net naast die ene te winnen medaille greep, maar wel een tweede of derde plek binnenhaalde. Ontzettend knap natuurlijk, maar steeds maar geen eremetaal om mee te nemen.
En dat zinde me niet! Dus stond ik zaterdagochtend met Lilian al om tien voor negen langs de Willem-Alexanderbaan bij Rotterdam om bij de Northwave Regatta daar waar mogelijk was, de zaak enigszins te beïnvloeden. Ik overwoog een klein gaatje in de boten van de tegenstanders te boren, een aantal schroefjes van het technische binnenwerk wat losser te draaien, een poedertje of pilletje in de drinkbussen te gooien. Maar steeds als ik dacht dat het moment er rijp voor was, keek er wel weer zo’n roeistudentje mijn kant op. Bah! Hoe ik het ook probeerde, het lukte niet. En dus moest Erik het doen met een meefietsende vader, die de longen uit zijn lijf schreeuwde, om zo mee te helpen aan dat zijn zoon zijn eerste roeimedaille binnen zou slepen.
Maar niks van dat al. De wind was straf en leek in Eriks baan net iets straffer dan in andere banen. En hoewel hij zich knap naar een 2e en een 3e plek roeide, was er ook deze keer geen medaille voor de nummers 2 en 3. Hoe jammerlijk.
Ik kijk nog eens naar roeikameraad Bas en denk nog eens na over zijn woorden. Daarna zie ik één van de winnende roeiers die trots met een grote gouden medaille rondloopt. Het klopt, Bas heeft gelijk. Die eerste prijs krijgt inderdaad meer waarde. En dus rest mij maar één ding voordat ik de roeibaan verlaat en naar de polder terugrijd: Erik belonen met datgene waar hij zijn hele leven al dol op is; een gouden knuffel van zijn vader.
Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.
Comments