Buiten is het nog stil. Logisch ook, het is nog maar kwart voor zeven. Best vroeg voor een zaterdagochtend waarop ik eigenlijk niets hoef te doen. Maar uitslapen is een kunst die ik al tientallen jaren niet meer beheers. Dus denk ik niet lang na. Hup met de beentjes, de nieuwe dag is begonnen!
Als mijn voeten de slaapkamervloer raken voelt die fris aan. Fijn, het is een soort van signaal. Je bent nu uit je bedje, er is geen weg meer terug, nieuwe avonturen staan te gebeuren. Ik open het gordijn een klein beetje en zie dat het buiten nog wat dokig is. Zo zou mijn vader dat zeggen. Zelf gebruikte ik, toen ik thuis in Eext altijd Drents sprak, dat woord nooit. Toch vind ik het wel mooi en wat een geluk dat het deze morgen zo maar opeens naar boven plopt.
Ik stap de badkamer in en kijk via het dakraampje naar buiten. Ook hier aan de zijkant van het huis is het zo dokig als wat. Wacht, ik zal het nog wat erger maken, denk ik als ik onder de douche stap. En anders dan andere dagen doe ik de koude kraan ietsje minder ver open. Dus duurt het niet lang of de frisse badkamer is veranderd in een vochtige, warme Finse sauna. Hoe zou het daar in Finland met zoon Jesse zijn? Zou hij het niet veel leuker vinden om hier thuis in Dronten in mijn eigen gecreëerde Finse sauna te wezen? Ik voel me weeïg worden, komt zeker van het vocht. Ik zet de douchekraan op koud en laat zestig tellen het koude water over mijn lichaam stromen. Daarna ben ik terug in het nu.
In de kamer beneden word ik hartelijk toegemiauwd door kat Ayden. Vannacht is hij thuis geweest, zoals bijna alle nachten daarvoor in zijn leven. Behalve dan eergisteren. Toen is ie wezen stappen. Ik vond dat niet goed, maar ja, het beestje kwam niet thuis en nadat ik zo’n 45 minuten in de donkerte op hem had staan wachten, sloot ik toch maar de deur en ging naar bed. Diep in de nacht werd ik wat onrustig wakker. Ik keek naar buiten. Niks te zien. Toen naar Jesses slaapkamer, want wellicht was hij daar opgesloten? Maar nee, die kamer was leger dan leeg. En toen, in de ochtend, stond het beestje bij de achterdeur. Gelukkig. ‘Kom binnen kerel, ben je wezen stappen?’ Een klagelijke miauw was zijn antwoord. Zeker een blauwtje gelopen. Ik gaf hem wat brokjes maar vertelde hem er gelijk bij dat hij de komende nacht gewoon binnen zal blijven. Dat hij dat maar even wist.
Dus deze ochtend begroet hij me vriendelijk en loopt met mij naar de achterdeur. Die open ik waarna we samen naar buiten lopen. Ik blijf staan en zie hoe hij met jaloersmakend speels gemak van de tuinbank op het schuurdak springt en daar gaat zitten kijken naar wat de dag hem zal brengen. Dat zou ik ook wel willen, tien keer mijn eigen lichaamslengte kunnen springen. Hoe gaaf zou dat zijn? Maar dan word ik afgeleid als ik in mijn ooghoek iets zie bewegen en glinsteren. Want daar, vlak naast me, heeft een eerste zonnestraal zich een weg door de mist gebaand en laat het licht op een prachtig nieuw gemaakt spinnenweb vallen. Ik stap dichterbij en bewonder het fantastische bouwwerk. Met daar binnenin de meesterbouwer zelf. Nahijgend en puffend van het harde werken in de nacht toont de spin vol trots zijn bouwwerk. Met druppels van spinnenzweet die de draden zwaarder maken waardoor ze buigen. Maar niet te zwaar. Gelukkig niet. Want nu ik nog eens beter kijk, zie ik een klein glimlachend spinnenbekkie. Klaar om straks de eerste insecten te nuttigen. Nu dus alleen even wachten op wat deze dag voor lekkers brengt.
Dan voel ik mijn maag rommelen. Dus zit ik even later aan tafel met een kopje thee en drie boterhammetjes en voel dat ik helemaal klaar ben voor deze nieuwe dag, waarbij de dokigheid inmiddels is verdwenen en de helderheid volop straalt.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Comments