top of page
Zoeken

Wie vooruit wil

Jan Doemdraaier zat voor de kachel. Buiten was het koud, maar binnen, zo dicht bij de kachel, was het goed. Jan keek door het raam naar buiten, zag de vele stenen en merkte niet dat achter hem zijn vrouw Jannechie de kamer binnenkwam. Pas toen ze zich met een diepe zucht in haar stoel liet zakken, keek Jan op. Haar zucht was ook de zijne. Want wat moesten ze doen? Wat was wijs? Wanneer doe je het goed en wanneer niet?

 

Wanneer het precies begon, is niet helemaal duidelijk. Van sommige verhalen weet je gewoon niet meer wanneer ze zijn ontstaan. Maar wat wel duidelijk was, is dat het liefde op het eerste gezicht was! Hij zag haar op het dorpsfeest. Zij op de dansvloer, hij aan de bar. Hij lachte, zij glimlachte terug. Een poosje later zwierden die twee op de muziek en dacht Jan terug aan de wijze woorden van zijn vader: ‘Wie goed kan zwieren op de dansvloer, zal daar rijkelijk voor beloond worden.’

 

Drie weken na het feest zat Jan op een avond bij zijn Jannechie thuis. ‘Ik heb wat voor je’, sprak Jan, ‘als symbool van mijn liefde aan jou.’ Hij gaf haar een klein pakje. Nieuwsgierig pakte ze het uit, maar keek toen beteuterd.  ‘Een steen, wie geeft er nu een steen als cadeau van de liefde?’ Jan hoorde het, zag een diepe frons op Jannechies gezicht, maar moest desondanks lachen. ‘Meisje, meisje, vind je het vreemd? Dat begrijp ik, want ja, wat we niet kennen daar kunnen we het maar knap lastig mee hebben. Kom, dan zal ik je ervan vertellen.’ Daarop pakte hij de steen en schoof wat dichter naar Jannechie toe.

 

‘Zo’n steen is niet zomaar een steen. Hij is getekend door de tijd. Hij glimt, is hier zacht, maar daar weer ruw. Deze rand scherp, maar deze weer stomp. Ja, zo’n steen vertelt een verhaal.  Want waar komt ie vandaan? Hier bij ons uit de tuin zal je zeggen, maar is dat wel zo? Want rolde deze steen niet lang  geleden helemaal uit Scandinavië met de gletsjers mee? Ja toch? En wat nu het mooie is, het kwam hem goed uit. Want hij was wel zo’n beetje klaar met dat Scandinavische. Met al die koude vlaktes vol met ijs en sneeuw. Dàt Jannechie, is wat hij ons wil vertellen. Wie vooruit wil, zal eerst los moeten laten.   

 

Drie maanden later trouwden ze en verlieten ze beiden hun ouderlijk huis.  Ze vonden een klein huisje aan de rand van hun dorp en woonden er lange tijd gelukkig. Kinderen kregen ze niet, maar heel vervelend vonden ze dat ook weer niet. Ze hadden daar namelijk geen tijd voor. Want na die allereerste steen nam Jan elke week een nieuwe steen voor Jannechie mee. En steeds vertelde hij haar daar dan weer een nieuw verhaal bij. Ze kregen er trouwens pas echt schik in toen Jannechie óók wekelijks voor Jan een steen meebracht en hem een verhaal vertelde.  De ene na de andere steen werd gevonden en meegebracht, met steeds weer een eigen verhaal en zaten die twee vaak tot  diep in de nacht elkaar verhalen te vertellen. Verhalen over wildigheid, stroeveleur en zoetigsap.

 

Was het verhaal verteld, dan legden ze de steen in de voortuin. Maar het aantal stenen groeide snel, dus kon het niet anders dat toen de voortuin vol lag, de verzameling verder werd neergelegd aan de zijkant van het huis. Toen het daar ook te vol werd, gingen ze naar de achtertuin. Toen die vervolgens ook vol lag, besloten Jan en Jannechie maar een nieuwe laag bovenop de eerste laag in de voortuin te leggen. En daarna weer naar de zijkant, de achtertuin en weer naar de voortuin. Zo stapelden de stenen zich na verloop van tijd op. Week na week, maand na maand, jaar na jaar. Net zo lang tot ze vanuit de woonkamer alleen nog maar stenen zagen als ze uit de ramen naar buiten keken. En dat, dat begon te benauwen.

 

Jan Doemdraaier zat voor de kachel. Buiten was het koud, maar binnen, zo dicht bij de kachel, was het goed. Hij keek door het raam naar buiten, zag de vele stenen en merkte niet dat achter hem zijn vrouw Jannechie de kamer binnenkwam. Pas toen ze zich met een diepe zucht in haar stoel liet zakken, keek Jan op. Haar zucht was ook de zijne, want wat moesten ze doen? Zo zaten ze een tijdje totdat Jannechie de stilte verbrak: ‘Jan, weet je nog van die eerste steen en wat die ons vertelde?’ Jan knikte: ‘Wie vooruit wil, moet eerst loslaten’, fluisterde hij.  Jannechie knikte, stond op, ging naast Jan zitten en zei: ‘Kom Jan, we laten het los’.

 

De volgende dag zijn ze vertrokken en lieten alles achter. Ze wilden vooruit en dus gingen ze! Niemand heeft ze daarna ooit meer gezien. En de stenen om het huis? Vlak voor het vertrek had Jan daar nog een bordje bij gezet met daarop de tekst Neem gerust een steen en luister naar zijn verhaal.  Eerst durfde niemand iets mee te nemen, maar toen na verloop van tijd de twee nog niet terug waren begonnen mensen één voor één de stenen mee te nemen. Een steen voor in huis, als cadeau,  een aandenken, een herinnering, een wens, een verhaal.


Wat een geluk dat ik toen net op tijd was om ook een steen mee te nemen. Er lag nog maar ééntje, toevallig ook nog eens die eerste waar alles mee begonnen was. Ik legde hem in mijn voortuin en knipoog altijd even als ik hem zie liggen als een stille groet aan zijn eerste vinders: Jan en Jannechie.



 


 

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog  en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.

Recente blogposts

Alles weergeven

Het liefste

Op kamers

Commentaires


bottom of page