top of page
Zoeken

Weerkomm hè mien jong!

“Och, komst doe der nog an mien jong”. Ik knik en doe de deur achter me dicht. De gaskachel snort, de gordijnen zijn dicht. Ik ga zitten op de stoel naast de lege stoel van opa. Opa is er al een poosje niet meer maar zijn aanwezigheid is voor mij nog volop voelbaar. Alsof hij nog steeds op zijn stoel zit, daar in de hoek van de kleine huiskamer, naast de kachel, met zijn ogen op de tv en zijn vrouw, mijn oma, gericht. Terwijl ik zit, kijk ik naar oma. “Wost wat drinken mien jong?” Ik knik. “Een druppie sinas?” Ik knik opnieuw en oma verdwijnt naar de keuken om mij wat in te schenken. Als ze korte tijd daarna de sinas voor me neerzet en weer in haar stoel gaat zitten vraagt ze: “Of wost nog wat weeiten ofzo?” Ze vraagt het omdat ze weet dat ik geïnteresseerd ben in haar leven en in haar verhalen. Ik schud mijn hoofd. “Nee oma, dizze keer neeit, ik kwam gewoon eem langs. Eem wat praoten.” Mijn oma knikt. “Das mooi mien jong, das mooi.”


Mijn oma is geboren op 18 oktober 1906. Haar ouders Roelof Onrust en Jantien Hoving geven haar een prachtige naam; Femmechien. Een baby die op die 18e oktober 1906 een heel leven voor zich heeft. Een leven vol verhalen en vol met mooie en nare ervaringen. Een leven ook waar ik regelmatig aan denk op het moment dat ik denk dat ik het soms moeilijk heb. De gedachten aan mijn oma helpen me dan om zaken weer in perspectief te zien. Niet dat mijn narigheid er niet mag wezen, nee, het is meer om te voorkomen dat ik mezelf te zielig ga vinden. Dat ik niet vergeet dat het in het leven gaat om positieve levenskracht. Want die heeft mijn oma volop gehad.


In de jaren 80 ben ik voor een lange periode haar tuinman. Als blijkt dat de tuin voor opa en oma eigenlijk te groot wordt om te onderhouden, vraagt oma op zekere dag of ik regelmatig in hun tuin wil komen werken. Elke week moet ik dan het gras maaien, de bloemperkjes schoffelen, in de herfst de onmetelijke hoeveelheden blad opruimen van de oude Drentse eiken voor haar huis en natuurlijk voordat de winter begint de dahliabollen uitgraven, opbergen in de ‘eerpelkelder’ om die vervolgens in het voorjaar weer te poten. “Doe heuifst het neeit veur niks dooun mien jong. Opa en oma wult je der graog vief guldens veur geven.” Ik hoef er niet lang over na te denken. Ik help graag en ik vind het heel bijzonder dat ik er zelfs ook nog geld voor krijg, temeer omdat ik weet dat ze het in hun leven niet breed hebben gehad.


Maar dat is niet alles. Want als ik dan aan het werk ben, vaak op een zaterdag, dan is er ergens halverwege altijd tijd voor een pauze met thee en een koekje. En in die pauzes komen ook de verhalen. Als er iemand is die kan vertellen, dan is het mijn oma wel. Vaak zit ik zo uren gekluisterd te luisteren naar wat oma vertelt, soms aangevuld door opa. Die details van opa verdwijnen met zijn overlijden, maar oma’s verhalen blijven.


Geboren in de Boermastreek, een gebied iets ten oosten van het Drentse Exloo. Geboren in armoede, met een vader die heel hard werkt voor weinig. Als mijn oma zes jaar is, overlijdt haar moeder. Mijn oma’s vader, mijn oma, haar zus Henderkien en broers Egbert en Jan staan er dan alleen voor. Het leven is zwaar en donker. Een aantal jaren later, mijn oma is dan 12, verlaat ze de lagere school. Haar onderwijsleven zit er dan al op en ze komt te werken als dienstmeid bij een ‘dikke’ boer, zoals ze dat in het Noorden zeggen. Gelukkig is het wel een fijne werkplek en zo verdient mijn oma haar eerste geld waarvan het overgrote deel in de huishoudpot van haar vader verdwijnt. Haar vader, die een paar jaar later kennis krijgt aan een andere vrouw, hertrouwt en dan, als mijn oma 14 jaar is, het Drentse land verlaat. Samen met zijn nieuwe vrouw vertrekt hij naar Noord-Holland en daar wordt mijn oma’s vader knecht bij een ‘dikke’ boer in Noord-Holland. Mijn oma blijft samen met haar broers en zus achter in Drenthe. Ze zien hun vader daarna nog maar een paar keer.


Als mijn oma vertelt over haar vader is het altijd vanuit diep respect. “Het was geein beste tied veur oous vaoder”, zegt mijn oma dan. En hoewel het ook voor haar geen beste tijd was, klaagt ze daar in mijn bijzijn haast nooit over. Ze heeft het zich aangeleerd niet te klagen, maar om door te zetten. En dat doet ze. Zelf trouwt ze in 1930 met mijn opa Geert Enting die in Eext op een kleine boerderij aan de Hoofdstraat woont. Ze krijgen acht kinderen, waarvan mijn moeder het derde kind is. Mijn moeder en haar broers en zussen hebben het in hun kinderjaren niet breed. Maar ondanks die armoede hebben ze een goed thuis waarbij het mij als kind opvalt dat mijn ooms en tantes altijd liefdevol en met respect over mijn opa en oma praten. Ik vind dat mooi. Ik heb dat ook bij mijn opa en oma, zo staan ze ook in mijn herinnering, waarbij die aan mijn oma het sterkst is. Een sterke vrouw, altijd keurig verzorgd gekleed en altijd blij dat je ‘eem langs komt’.


Mijn oma’s leven duurt tot 11 april 1997. Het is dan één dag voordat ik 30 jaar word. Ik ben verdrietig maar realiseer me ook dat ik geluk heb gehad met zo’n lieve oma. Een oma die er mede voor gezorgd heeft dat ik zelf zo’n lieve moeder heb. En gelukkig is het zo, dat met het overlijden, de verhalen en herinneringen niet verdwijnen. Ze komen in mijn leven vaak terug. En dat past precies bij de wens die mijn oma altijd uitsprak als ik na een bezoek weer naar mijn eigen huis ging: “Weerkomm hè mien jong!”


Dat doe ik oma, zelfs nu je er al zolang niet meer bent, kom ik in mijn gedachten ‘vaok weer’.




 

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe verhalen? Registreer dan je mailadres op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens wekelijks gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd.

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page