‘Kijk daar loopt een hunebedbouwer.’ Ik kijk naar waar Lilian wijst en verhip nog aan toe, daar loopt er eentje. Samen met mijn schoonmoeder Greetje zie we hem nu duidelijk. Gekleed in een linnen pakje en met een indrukwekkende baard heeft hij weliswaar een iets te rond welvaartsbuikje en een iets te blanke huidskleur, maar wie maalt daar nu om? Want wie dit weekend bij het Oerweekend in het Hunebedcentrum in het Drentse Borger is, ziet vooral enthousiaste mensen die van de oudheid hun hobby hebben gemaakt.
Bij het eerste tentje slaat een man met een hamer op een gloeiend stuk ijzer. Het vuur, dat zo nu en dan opgestookt wordt met hulp van een blaasbalg, is verzengend. ‘Wat maakt u?’, vraag ik. ‘Zweet’, is het korte antwoord. En inderdaad, onder het stoffen dak van zijn oudheidstentje is het bloedheet en zie ik vele zweetdruppels van zijn voorhoofd druppen. Maar dan vertelt hij dat hij een mes aan het smeden is en zie ik voor het aambeeld diverse exemplaren liggen die hij eerder gemaakt heeft. We staan zo een tijdje te kijken, gefascineerd door het ritme van zijn werk. IJzer in het vuur, blaasbalg laten bewegen om het vuur op te stoken, het roodgloeiende ijzer op het aambeeld leggen en met een zware hamer de juiste vorm slaan.
Kort daarna lopen we verder en komen bij een mandenmaakster. Ze zit voor haar tent en heeft een flinke lading wilgentenen naast zich liggen. Takken die voordat ze gebruikt kunnen worden eerst een jaar hebben liggen drogen om vervolgens twee weken in een waterbad te weken voor de juiste buigzaamheid. En ook bij haar werk is een ritme te zien dat een soort van trance met zich meebrengt. ‘Je wordt er haast zen van’, zeg ik haar. De vrouw knikt. ‘Dat klopt, het is steeds dezelfde beweging en haasten heeft geen zin.’
Opeens denk ik aan het werk dat ik in het onderwijs doe. Zeker is bij mijn werk ook sprake van een ritme, zij het wel wat onregelmatig. Maar dat kan toch ook een ritme zijn? Het grootste verschil is natuurlijk dat deze mensen met hun werk iets maken. Een product, met de handen gemaakt van materialen uit de natuur, volgens eeuwenoude technieken. En hoewel ik over het algemeen erg van mijn werk als meester hou, ben ik nu toch wel wat jaloers. Want wat kan ik eigenlijk als het erop aankomt?
Mijn gedachten worden opeens gestopt door het geluid van op elkaar tikkende stenen. Een wat oudere man, gekleed in linnen met om zijn hals een indrukwekkend snoer met diverse tanden en botten, slaat twee vuurstenen tegen elkaar. Naast en voor hem liggen vuistbijlen, speerpunten en schrapertjes van mooi zwart vuursteen. Een moeilijk werkje lijkt me zo toe. En dat klopt, want al slaande hoor ik hem een aantal keren verzuchten dat het weer niet lukt. Het zwarte vuursteen heeft hij overigens uit Denemarken. Een medewerkster van het Hunebedcentrum heeft recent ruim 700 kilo meegenomen dus hij kan even vooruit. Terwijl hij slaat beantwoordt hij geduldig mijn vele vragen. Zo kom ik te weten dat vuursteen uit Denemarken voor hem het beste is omdat dat het daar in grote brokken in de zee voor het oprapen ligt. ‘Want vuursteen dat in water ligt, is het beste.’
Dan voel ik een drup. ‘Laten we maar even snel doorlopen, want er komt een beste bui aan’, hoor ik Lilian zeggen. Ik kijk naar boven en zie een donkere lucht. ‘Dat is een oerlucht’, mompel ik. Maar niemand die het hoort want iedereen is nu gefocust om zo snel mogelijk binnen te komen. En zo zitten we even later in het Trechterbekercafé achter het raam naar buiten te kijken hoe de bui in alle hevigheid losbarst. Voor ons staat een biologisch perensapje, een tonic en een ijsthee en brengt een serveerster twee mosterdsoepjes en een broodje rendierjager. Niks oers aan eigenlijk maar het smaakt prima.
Wil je meer verhalen van me lezen? Kijk dan eens op https://www.gertspeelt.com/ Je kunt daar ook mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ bestellen met daarin meer dan 100 verhalen.
Comments