Oei, dat valt nog niet mee deze ochtend. Spierpijn in rug, benen, buik, armen, nek, vingers en kuiten. De vier kuub kleigrond én vier kuub houtsnippers die ik gisteren samen met een aantal buren heb versjouwd omwille van het inrichten van onze buurtmoestuin zullen me dit paasweekend nog wel een tijdje heugen. Polderpaaslijden denk ik maar zo.
Bij de eerste stap, auw, uit mijn bedje voel ik het al. Wat heb ik eigenlijk toch veel spieren. Ook op plekken waar ik niet dacht dat ik ze had. Bijzonder. De warme douche helpt niet echt en ook het koude afdouchen heeft geen effect op mijn tere spiertjes. Als ik me dan zo goed en kwaad als het gaat heb aangekleed, strompel ik de trap af en loop de kamer in. ‘Goedemorgen’, hoor ik van een opgewekte Lilian. ‘Alles oké?’ Soms is het beter even niks te zeggen. Dus loop ik door naar de keuken, smeer wat boterhammen en laat me met een zucht en kreun zakken op een stoel.
'Zeg ik ga even naar de winkel, moet ik nog wat voor je meenemen?’ Nadat ik twee Straffe Hendriks heb besteld vertrekt ze en denk ik aan wat ik zal doen. Even op de bank liggen of even languit op bed? Terwijl ik deze fijne opties aan me voorbij laat gaan hoor ik opeens een klaaglijk gemiauw van buiten komen. Poes Ayden, zittend op de tuintafel, kijkt me met grote vragende ogen aan. Ik sta op, auw, loop in drie stappen naar de buitendeur, auw, auw, auw en open deze. De kat komt binnen en kijkt me ietwat verwijtend aan. Of dat niet wat sneller had gekund. Daarna loopt ie door naar zijn mand, gunt mij geen blik meer waardig, vlijt zich heerlijk neer en sluit zijn ogen. Ach wat moet het poezenleven toch fijn zijn.
Maar goed, de kat heeft me wel geïnspireerd, ik denk dat ik toch maar even languit op bed ga liggen. Ik open de gangdeur en wil de trap oplopen maar kijk eerst nog even de gang in. Daar staan ze, mijn nieuwe wandelschoenen. Mooi zijn ze. En ook zo stevig. Ach wat zal ik daar fijn mee kunnen lopen. Als ik me wil omdraaien om mijn bedje op te zoeken, zie ik opeens dat één van de schoenen naar me knipoogt. Het is de linker, maar nu zie ik dat de rechter zich ook niet onbetuigd laat en met zijn veter naar me zwaait. En dan, opeens vanuit het niets: ‘Kom maar, niet zo piepen, huppakee met de beentjes.’
Even twijfel ik. Luister ik naar deze twee monstertjes of laat ik mijn oor hangen naar het nu ook naar mij fluisterende bedje. ‘Kom Gertje, luister niet naar die engnekken, kom gewoon lekker bij mij. Ik ben heerlijk zacht en zo fijn voor je spiertjes, kom dan kereltje, kom maar.’
Gertje? Kereltje? Maar dat laat ik me niet zeggen. Dus draai ik me resoluut om, auw, pak mijn stevige stappers en loop twee minuten later, auw, auw, het zijpad af en wandel richting Haringweg en Boudewijnlaan. Naar waar je ver kan zien en ruimte krijgt.
Na 40 minuten ben ik weer thuis en zet een kopje koffie. Mijn spiertjes voelen een stuk fijner. Dat kan ook niet anders. Want het frisse voorjaarsgroen, de knalgele speenkruidbloempjes, de kwinkelerende kool- en pimpelmezen, winterkoninkjes, merels, putters, vinken, Vlaamse gaaien, spechten, huismusjes, de op een paal naar mij loerende witte buizerd en een overscherende blauwe kiekendief hebben mijn gemiep doen verstommen.
Kort daarna sta ik vanuit mijn slaapkamer naar onze buurtmoestuin te kijken. Mooi tuintje, denk ik. Hebben we goed gedaan. Dan draai ik me om, zie mijn bedje en ga eventjes, heel héél eventjes, liggen.
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Comments