top of page
Zoeken

Niemand hoeft het te weten

Bijgewerkt op: 24 feb 2024

Ze was mooi, rank, snel, robuust en groot. En ze was opvallend. Als je haar zag, dan keek je haar na. Bovendien maakte ze ook blij. Bij menigeen die haar nakeek stond nog lang een glimlach op het gezicht. En dat was volstrekt logisch want een Canadese kano zoals onze Lammechientje 1 zag je maar zelden.


Op mijn broers Honda CRX was de Lammechientje 1 overigens nog opvallender. Want anders dan gebruikelijk bonden we haar niet ondersteboven op de auto, maar rechtop. Dat had volgens broer Jan als groot voordeel dat als we onverhoopt een kanaal in zouden rijden, we zo uit het autoraampje konden klimmen om vervolgens al peddelend de plek van bestemming te bereiken. Ja, mijn broer was altijd al een groot denker.


We kochten haar in 1988 via een kennis van buurman Reind voor 750 gulden en deelden het bedrag. Zo waren we beiden eigenaar van een heuse boot, die overigens nog niet voorzien was van een naam. Lang hoefden we daar niet over na te denken. Want met een moeder genaamd Lammechientje, kon het voor ons niet anders dan dat we onze aanwinst de Lammechientje 1 doopten, als eerbetoon aan.


En zo voeren we die jaren over de vele wateren van Drenthe, Groningen, Friesland tot zelfs in Zweden aan toe. En telkens weer die glimlachende mensen als ze ons zagen. ‘Ha moi, een boot oet Drenthe? Wat ja een mooie naom!’ Trots knikten we en peddelden stoer verder.


Een stoerigheid die trouwens in de zomer van 1989 eventjes ver te zoeken was. We hadden de auto ergens bij een Zweedse boer geparkeerd en voeren enkele dagen door de mooie provincie Värmland. We volgden een rivier en volgens onze ANWB autokaart konden we zo een vierdaagse tocht maken die weer in de buurt van de auto uitkwam. Overnachten deden we in een tentje ergens aan de kant van dat rustige kabbelende watertje. Zo ging dat twee dagen goed. We hadden een heerlijke tocht met steeds weer na elke bocht de hoop dat we nu wèl een beer, wolf of eland zouden zien. We voelden ons een soort David Attenborough, ontdekkers van het nog niet ontdekte. Wat overigens ook zo bleef, we ontdekten geen van die dieren.


Op de derde dag bracht de rivier ons in het bos en al slingerend genoten we volop. Totdat ik van kapitein Jan opeens te horen kreeg dat ik mijn peddel aan boord moest halen. En zoals dat een goed bemanningslid betaamt gehoorzaamde ik meteen en draaide me om naar Jan. Die zat met uiterst gespitste oren te luisteren. Had hij een bijzondere vogel gehoord, een huilende wolf of een grommende beer misschien? ‘Geef mij de kaart eens Gert.’ Ik pakte de kaart uit de watervaste ton en reikte hem aan. Jan keek kortstondig met zijn deskundig oog waarna hij diep zuchtte: ‘Dat dacht ik al, een waterval! Kijk maar, die twee kleine driehoekjes, dat betekent een stroomversnelling. En luister maar eens goed, je kan die waterval al horen.’ Met een half oog keek ik, met twee hele oren luisterde ik. En verhip nog aan toe, ik hoorde wat Jan al minuten eerder had gehoord: het ruisen van water.  Ai!


Het probleem werd me opeens helder. Terugvaren kon niet meer, daarvoor was de stroming al te sterk. We moesten de boot aan de kant slepen en al klunende langs de waterval zien te komen. Maar daar lag ook een probleem. Want zowel links als rechts was de kant zeker vijf meter hoog met daarachter dicht bos. Het zou onmogelijk zijn om met de boot te klunen. Dus zat er niets anders op dan ons van de waterval naar beneden te laten storten.  En terwijl ik de koppen in de Nederlandse kranten al voor me zag -Twee Nederlandse broers verzwolgen in Zweedse waterval- stelde Jan voor om de kano vast te leggen en lopend stroomafwaarts te gaan om te kijken hoe heftig het zou zijn.


Even later liepen we via een moeilijk begaanbare oever de rivier af. Hoe verder we kwamen, hoe harder het geluid werd. En toen was daar de bocht waarachter alles zich zou ontvouwen, waarachter ons noodlot zich zou openbaren, waarachter we onze kansloze missie zouden moeten aanvaarden. Niets kon ons meer redden.


Behalve dan dat na die ene bocht, vanaf een rots aan de overkant, een klein watervalletje in onze rivier klaterde. We lachten, keken stroomafwaarts en zagen dat de rivier zich verbreedde en rustig verder kabbelde. We zouden zonder enig probleem verder kunnen varen. Heel even kwam het in me op om het beoordelingsvermogen van de kapitein ter sprake te brengen, maar het vooruitzicht om gekielhaald te worden deed me de mond snoeren.


Zo voeren we kort daarna in onze Lammechientje 1 langs het miezerige watervalletje en spraken af het er nooit meer over te hebben.

 




 

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog  en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page