Het is nog vroeg deze vrijdagochtend als ik naar het treinstation fiets. Ik heb mijn handschoenen aan, maar merk dat dat niet echt nodig is. Het is onverwacht zacht. Veel zachter dan gisteravond toen de natte sneeuw naar beneden viel en op de grond uiteen spatte in grote natte flatsen. Toen de waterkou en nu, amper acht uur later, is het lentezacht. Maar ja hoe kan het ook anders na gisteravond, natuurlijk is de kou weg.
Een fietser haalt me in. Hij gaat best hard. Vast een elektrische fiets. Zijn voorlamp schijnt fel, dus ja, dit moet wel een fiets met een accu zijn. Maar dan, als de man mij voorbij is, zie ik dat het een oude fiets is. Een fitte man op een oude barrel haalt me in alsof ik stil sta waarbij hij na het inhalen ook nog eens een deuntje begint te fluiten. Fluit hij om mij even te laten horen hoe tevreden hij is over hoe snel hij op een gewone fiets kan fietsen? Fluit hij vanuit een superioriteitsgevoel, vermoedend dat ik nu lam geslagen ben door zijn fietssouplesse? Dat zou kunnen, maar als hij even de moeite had genomen om zich om te draaien, zou hij zien dat ik met een grote glimlach op mijn fiets zit. Misschien zou hij dan wel een beetje onaangenaam verrast zijn door die glimlach. Dat hij ziet dat zijn fietskunsten mij niet raken. Want nee, vandaag kan niets mij van de wijs brengen.
Even denk ik aan vriend Gerrit. Die fietst vast ook zo. Met zijn soepele pedaalslag je achteloos inhalen en daarbij nog even laten merken dat, mocht je al het idee hebben hem in te willen halen, je volkomen kansloos bent. Hij zou zich overigens, net als de fluitende man, ook niet omdraaien om naar mijn beteuterde blik te kijken vanwege zijn straffe inhaalactie. Daar heeft hij geen tijd voor, want hij moet door. Dat moeten goede fietsers namelijk, altijd maar door. Maar stel, dat hij zich wel even zou omdraaien, dan zou ook hij verrast zijn door mijn grote glimlach.
Ik nader het kruispunt De Oost-Fazantendreef. Auto’s die nog even snel het kruispunt oversteken en opeens naast me een vrouw in regenpak met een veel te grote capuchon op haar hoofd. Met een snelheid van 24 kilometer per uur haalt ze me in. Ik kan dat goed zien op het schermpje van haar elektrische fiets. Maar dan, op het moment dat ze me net gepasseerd is, remt ze opeens volop. Ze moet namelijk naar links. Maar ik niet, ik moet rechtdoor. Door haar plotselinge actie moet ik accuut naar rechts uitwijken, daar waar geen berm is maar wel een stoeprandje. Ik trek aan mijn stuur en wip het randje op. Dat gaat gelukkig maar net goed. En de vrouw? Die is al weer meters ver van me verwijderd en heeft niet omgekeken. Zich van geen kwaad bewust en nog steeds diep verscholen in haar capuchon. Ik stuur terug, naar het fietspad en vervolg mijn weg waarbij mijn grote glimlach niet verdwenen is.
Even later sta ik op het perron en nadert de stoptrein die me naar Zwolle zal brengen. Op de NS app heb ik al gelezen dat het extra druk zou zijn vanwege een korte trein. Dat klopt, maar als de deuren opengaan en iedereen zich geluidloos naar binnen wurmt, zie ik dat er nog best veel zitplaatsen over blijven. Veel scholieren staan, wellicht bang dat ze naast een vreemde komen te zitten. Ik neem plaats tegenover een jonge vrouw die ver weg in haar schermpje contact heeft met de buitenwereld. ‘Goedemorgen’, glimlach ik haar tegemoet. Ze kijkt me verschrikt aan, knikt even en duikt andermaal in haar schermpje. Wat een enge man, denkt ze misschien wel. En waarom glimlacht hij zo opvallend. Moet hij iets van me?
Maar nee, ik hoef niks van haar en laat haar verder met rust. Kan ze veilig in haar schermpje blijven. In Zwolle aangekomen kijk ik om me heen. Het is druk op het station. Vooral scholieren en studenten, maar ook mantelpakjes en pakken. Ik daal de trap van perron 7 af en loop naar de trappen van perron 9. Als ik boven ben en zie dat ik nog twaalf minuten overstaptijd heb, loopt een man van middelbare leeftijd mij voorbij met in zijn hand een beker koffie. Goed idee!
Ik loop de kiosk binnen en groet de medewerkster met een opgewekt ‘Goedemorgen, mag ik een cappuccino van je?’ ‘Jazeker mag dat. Wilt u gewoon of extra sterk?’ ‘Doe maar gewoon, die extra sterke heb ik vandaag niet nodig.’ ‘Ja, volgens mij heeft u er echt zin in vandaag.’ Ik knik. ‘Mag ik vragen waarom? Heeft u vandaag een leuke dag?’ ‘Nou’, zeg ik, ‘dat valt op zich wel mee. Niks leuker dan anders, nee dat is het niet.’
Ze zet mijn cappuccino op de toonbank en vertelt me dat ik drie euro vijf moet betalen. Een bedrag dat ik normaal gesproken best duur vindt voor een kopje koffie. Maar niet vandaag, nee zeker niet vandaag. Ik betaal en kijk de medewerkster aan. ‘Je wilt het graag weten hè?’ Ze knikt. ‘Nou vooruit dan maar, ik zal het je zeggen. Gisteravond gebeurde er iets fantastisch. FC Groningen heeft namelijk de halve finale bereikt van de bekercompetitie. Dat is best bijzonder, de vorige keer was in 2015 en toen haalden ze de finale en wonnen die. En weet je, daar was ik bij. Onvergetelijk.’
Ik kijk haar aan en stop met praten. Even is ze stil. Dan zegt ze: ‘Eh, FC Groningen, dat is toch voetbal?’ Even ben ik stil, knik en neem een slokje koffie. ‘Klopt. Heerlijke koffie trouwens. ‘Fijne dag hè’ en ik verlaat de kiosk zoals ik die drie minuten daarvoor ben binnengekomen, met een hele grote glimlach!
Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe verhalen? Registreer je dan op https://www.gertspeelt.com/blog en krijg vervolgens gratis een bericht in je mailbox zodra een nieuw verhaal is gepubliceerd. Wil je mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ met daarin meer dan 100 verhalen? Kijk dan op https://www.gertspeelt.com/boek.
Comments