Van een afstandje zie ik haar aankomen. In haar rechterhand een emmer met afwas, in haar linker een theedoek. Dan kijkt ze me aan, knikt en loopt recht op haar doel af: de afwasplaats naast mij van het sanitairgebouw van camping Oase Steinbruchsee in het Duitse Süplingen.
De dag ervoor zijn we gearriveerd. Komend vanuit het Sauerland lijkt dit ons een mooie tussenhalte om een paar dagen te verblijven. De reviews op het internet zijn lovend, Google Earth toont een mooi nabijgelegen natuurgebied, de aanwezige Biergarten schijnt fenomenaal te zijn en rust, ruimte en kleinschaligheid zijn de kernwaarden. Wat kan er dus misgaan?
Als we rond half zes de camping willen oprijden, kunnen we niet verder vanwege een twee meter hoog Heras hekwerk. Een hek zo stevig, daor is gien roppen tegen, om maar met de Drentse Harm en Roelof te spreken. We stappen uit en lopen naar een gebouw waarvan we vermoeden dat het de receptie is. Ik hoor het luide geluid van muziek en gepraat van een aantal Duitsers, zittend aan lange biertafels met voor hun een flink aantal grote halve litersen. Bij een loket, op ruim een meter hoogte van de grond, buk ik me en kijk in de ogen van een meneer. ‘Hallo, kann ich Ihnen helfen?’ Ik zeg hem mijn naam en vertel dat we voor drie nachten een plekje gereserveerd hebben. Hij kijkt op zijn computerscherm en knikt. ‘Gehen Sie mit mir und ich zeige Ihnen den platz.‘ We volgen en na zo’n twintig meter lopen wijst hij opeens naar links: ‘Hier ist es.’
Lilian en ik kijken naar waar de man ons wijst. Even zijn we stil. De vorige camping had plaatsen van minimaal 10 bij 20 meter, afgescheiden door hoge struiken. Maar nu is de situatie ietwat anders. Want voor ons, op precies zo’n plaats van 10 bij 20 meter, staan al twee caravans mèt voortenten. Aan de rechterkant is echter nog een piepklein plekje waar wij dus geacht worden om onze caravan neer te zetten. Een plek, waarbij onze stoelen nog net niet in de voortent van de buren komen en met amper ruimte om onze luifel uit te draaien, laat staan enige vorm van privacy te hebben. Daarbij staan de achter- en zijburen heel dichtbij en ligt aan de overkant het volleybalveld waar luid schreeuwende jongeren aan het spelen zijn. Tja, het is even schakelen en dus vraag ik: ‘Meinen Sie den Platz?’ De man knikt, ‘Ja, das ist die Stelle Nummer 13.‘
We kijken elkaar aan. Wat te doen? Ietwat vermoeid door de reis, het al wat latere tijdstip en met een licht knorrende maag, besluiten we het er voorlopig maar mee te doen, horende dat er geen andere plek meer beschikbaar is. En zo opent het Herashek zich kort daarna en zitten we een kwartier later voor de caravan en kijken recht in de voortenten van de buren.
De volgende ochtend bespreken we bij het ontbijt wat te doen. Omdat de in de buurt liggende campings dit weekend allemaal vol zijn, het weer goed is en de omgeving er mooi uitziet, besluiten we toch nog maar een nachtje te blijven. Dus bezoeken we die dag omliggende stadjes met mooie vakwerkhuizen, wandelen we in het nabijgelegen natuurgebied en hebben het goed. Maar als we in de namiddag weer op plek 13 zijn, de buren met opa’s, oma’s, ooms, tantes en vier uiterst lebendige kinderen een feestje houden, is het andermaal even slikken voor deze polderman. En nadat een aantal keren een paar kinderen èn volwassenen dwars door ‘ons’ plekje lopen om naar het toilet te gaan, staat ons besluit vast: morgenvroeg wegwezen!
De vrouw staat nu naast me en laat het warme water in haar afwasteiltje lopen. Ze kijkt me aan, maar voordat ze me iets kan zeggen, ben ik haar voor. ‘So, auch an der Arbeit?’ De vrouw lacht. ‘Ja, das muss leider auch geschehen.‘ Ik knik vrolijk en leg haar vervolgens uit dat ik een perfecte afwasopleiding heb gehad toen ik nog bij mijn ouders woonde. Ze zucht: ‘Ja, das sollte ich auch mit unseren Kindern versuchen.‘ We lachen en dan vertelt ze opeens gloedvol over haar beste aankoop ooit: dè multifunctionele campinggrill. Een grill waarop je kan grillen, maar waaronder je ook pannetjes kan zetten om iets te laten sudderen. ‘Wirklich fantastisch!’ En in één adem gaat ze door over de wunderbare camping. Met van die mooie plekken en gemütliche menschen. En ook zo dichtbij, want ze woont in Maagdenburg en dat is maar een half uurtje rijden. Ja, ze heeft het echt enorm naar haar zin en me recht in mijn ogen aankijkend vraagt ze zich hardop af wat een mens nou eigenlijk nog meer nodig heeft. Ik glimlach, waarna ze me vraagt of wij hier ook een aantal weken zullen blijven. ‘Nein, morgen fahren wir wieder los, dann geht es in die Lüneburger Heide.‘ ‘Ah, das ist schade, aber ich bin sicher, dass es dort auch sehr schön ist.‘
Als we de volgende ochtend het hekwerk achter ons laten, kijk ik al glimlachend nog even in de spiegel. Het was niet de fijnste camping, maar het afwasgesprek gaf het toch voor een gouden glans.
Wil je meer verhalen van me lezen? Kijk dan eens op https://www.gertspeelt.com/ Je kunt daar ook mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ bestellen met daarin meer dan 100 verhalen.
Comentários