top of page
Zoeken

Moi

Als ik bij het wakker worden uit het raam kijk zie ik een strakblauwe lucht. Perfect om een rondje te fietsen, bedenk ik me. Al liggend denk ik na over de route. Een tocht door het mooie Drentse land omdat ik dit weekend bij mijn schoonmoeder in Assen ben. Na zo’n tien minuten heb ik het helder. Op de kaart of op de knooppuntenapp kijken hoef ik niet. Ik weet namelijk precies hoe ik ga rijden en wat ik ga zien. Want ja, het Drentse land is mij nog steeds heel bekend.


Na de koffie stap ik op mijn fiets. Eerst even langs de fietsenwinkel in winkelcentrum Vredeveld voor wat extra wind in de banden. Daarna ga ik via de Vredeveldseweg naar het fietspad richting Deurze. Als ik op mijn teller kijk, zie ik dat de eerste 1500 meter erop zitten. Zo kort nog maar en toch direct al midden in het Drentse landschap, wat een geluk. Bij het passeren van het Deurzerdiepje nader ik een splitsing. Ga ik links dan kom ik bij de voormalige kroeg van Deurze. Een kroeg waarlangs we in de jaren 80 in de vroege ochtend al fietsend richting de TT gingen, bij die kroeg even stopten om de Grolsch biervlag te ‘lenen’ zodat we op de talud langs de racebaan ons plekkie konden markeren. Op de terugweg brachten we de vlag dan weer terug, waarbij de kroegbaas ons hartelijk bedankte. ‘Tot volgend jaor hè jongens!’


Ik sla rechtsaf en rijd het schitterende Nijlande binnen. Een man zet een reclamebord over Antiek voor zijn oude boerderij. ‘Moi’, groet hij me. Ik moi terug, want zo giet dat hier. Daarna door naar Rolde om via de Borgerderstraat mijn route te vervolgen. Aardappels bloeien, het goudgele graan bijna klaar voor de combine en alweer een moi. Nu van twee fietsers die me tegemoet rijden.


Even voor Papenvoort sla ik links en rijd via een schitterend fietspad de velden door. Het pad ligt er goed bij. Hard ga ik niet, want de vele bochten zorgen ervoor dat ik niet ver vooruit kan kijken en dus zomaar op een tegenligger kan botsen. Die tegenligger komt toch opeens nog onverwacht maar gelukkig geen botsing, wel een moi.


Een stukje verder rijden twee mensen voor me. Ik zal ze moeten inhalen want de tempoverschillen zijn te groot. Op zo’n 15 meter afstand bel ik, gelukkig horen ze me. Vlak voordat ik ze inhaal zie ik de rode vlaggetjes van de Drentse rijwielvierdaagse aan hun bagagedragers hangen. Ik haal de vrouw in en blijf dan naast de man fietsen. ‘Wat leuk, u doet mee aan de vierdaagse?’ De man knikt en kijkt me aan. ‘Ja, maar zo te zien ben jij er sneller dan wij!’ Ik vertel dat ik niet meedoe en vraag ze of ze uit de buurt komen. ‘Nee we komen uit Zuid-Holland, uit Dordrecht en weet je, hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt!’ ‘Is dat zo?’, vraag ik. Maar nog voordat hij kan antwoorden hoor ik zijn vrouw roepen dat het hier in Drenthe zo mooi is. ‘Ja dat vind ik ook’, besluit ik het gesprek. ‘Ik ga weer verder, nog een fijne dag hoor, moi.’ Als ik bij ze wegrijd hoor ik de vrouw aan haar man zeggen: ‘Zei hij nou, moi?’


Via de Eexterhalte rijd ik naar Gieten, ga via de Stationstraat door het centrum en sla bij zorgcentrum Dekelhem rechtsaf. Even ervoor langs, even kijken naar de eerste verdieping, naar de kamer op de hoek. Want daar woonde mijn lieve oma Talens haar laatste jaren. Was altijd blij als ik even kwam om een praatje te maken en zwaaide me altijd na als ik nog even voor haar kamer langsfietste. Moi oma.


Dan rijd ik naar Bonnen, ga vlak daarna links en rijd omhoog over de Hondsrugweg. Als ik boven ben, stop ik om even op het bankje te zitten. Voor me ligt Gieten in het glooiende Hondsrug zandlandschap, maar als ik me omdraai kijk ik daar het veenlandschap in. Zo’n harde grens. Een grens van taal, Drents-of Groningssprekend maar ook een grens van kansen. Kansen die in het veenkoloniale gebied aanzienlijk kleiner waren dan in het zandgedeelte. Landschap en natuurlijke omstandigheden kunnen zo bepalend zijn.


Ik stap op en daal af naar de Spekstoep en rijd dan langs het huis waar vroeger mijn schoolvriend Gosé woonde. Zijn vader had een benzinepomp en soms gingen we tijdens een schoolpauze even naar zijn huis want dan kregen we altijd een gratis ijsje. Ik glimlach als ik er voorbij rijd, maar voel me tegelijkertijd leeg. Want in september 2021 overleed Gosé en is zijn gulle lach en optimistische karakter verstomd. Moi Gosé.


Ik keer naar rechts, rijd de oude Groningerweg af en sla na het tunneltje links om het fietspad naar Eext te volgen. Als ik mijn geboortedorp in rijd, heb ik plotseling zin in thee. En laat mijn ouders nu heel goed zijn in theezetten. Maar als ik mijn ouderlijk huis betreed is het stil. Niks geen thee maar een slapende vader die zijn luie stoel naar achteren heeft gezet en een rustende moeder die boven even een middagdutje doet. Maar die rust is van korte duur. Want als ik de kamer inloop staat de stoel snel recht, wordt mijn moeder wakker gemaakt en zitten we kort daarna aan de lekkerste thee van de hele wereld, met uiteraard een koekje erbij. ‘Wat mooi mien jong dast even langskwam’, hoor ik mijn vader zeggen als ik een uurtje later weer vertrek. Als ik dan bij de Venakkers de hoek omga, staan ze beiden, zoals altijd, me aan de straat na te zwaaien. Moi pap en mam.


Opgekikkerd en fris en blij vervolg ik mijn route. Via de Torenweg, dan over het fietspad naar Anloo en daarna door het Kniphorstbos richting Schipborg. Rechts van me zie ik het gebied waar ik jarenlang de Buitendag vierde. Het was dan de laatste zondag voor de vakantie en alle kinderen die op de Eexter zondagsschool zaten werden, op een versierde boerenkar met trekker, naar het bos bracht. We speelden de hele dag, bouwden hutten, blikspuitten, klommen in bomen en aten de lekkerste pannenkoeken ooit.


Via Schipborg ga ik naar Zeegse en Tynaarlo. Bij een klein winkeltje koop ik een twix, een snickers, een appel en een banaan. ‘Heb je suikers nodig?’, vraagt de winkelvrouw. Ik knik en begin direct met eten. ‘Leg het afval maar op de toonbank hoor, dan ruim ik het zo wel op.’ Als ik het neerleg wenst ze me succes. ‘Enne, moi hè!’


Na Tynaarlo rijd ik op de fietssnelweg Assen-Groningen langs het Noord-Willemskanaal richting Loon. In de verte zie ik de brug van Loon en het naastgelegen brugwachtershuisje waar mijn tante Aaltje en oom Henk en hun zonen Anne en Geert-Jan met hun hondje Toby ooit woonden. Ik stop op de brug en denk aan toen ik er logeerde en viste in het kanaal. En dat ik mijn tante mee mocht helpen met het bedienen van de brug als er een schip aankwam. Maar ik denk ook aan die keer dat daar in de winter een auto het kanaal in reed en mijn twee neven en hun buurjongen het ijskoude kanaal insprongen en zo de inzittenden redden. Van schrik kreeg oom Henk toen een hartaanval die hij overleefde. Maar later, toen op een dag de brug omhoog bleef staan terwijl het schip allang weg was, lag mijn oom in het brugwachtershokje. Opnieuw een hartaanval en deze bleek fataal. Ik herinner me het grote verdriet dat nog groter werd toen redelijk kort daarna ook mijn tante stierf en mijn twee grote neven opeens geen ouders meer hadden. Ik was erg verdrietig, maar wist me maar moeilijk een goede houding te geven, puber als ik was.


Ik stap weer op, denk nog even aan mijn tante en oom, zeg dan moi en rijd via de Asser woonwijk Marsdijk terug naar Assen-Oost, naar het huis van mijn schoonmoeder. Als ik mijn fiets in de schuur zet en Lilian op een matje in de tuin zie luieren ga ik bij haar zitten. ‘Was het mooi?’, vraagt ze. Ik zucht: ‘Ja, het was prachtig.’



 

Wil je meer verhalen van me lezen? Kijk dan eens op  https://www.gertspeelt.com/  Je kunt daar ook mijn boek ‘Kunnen we het nog aan?’ bestellen met daarin meer dan 100 verhalen.

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


bottom of page